8). De eerste kan na enkele uren beslist zijn, de laatste kan weken in beslag nemen. In de eerste moet de diepteopstelling voldoende zijn om vuuroverwicht te kunnen behouden, ongeveer 5 man per M. front. In de tweede wordt de maat niet per man-meter aangelegd, doch telt het aantal groote eenheden, die men tegenover de gelijksoortige van den vijand kan stellen. In dien de verdediger meerdere stellingen achter elkaar verdedigt, moet de dieptegroepeering van den aanvaller toereikend zijn voor de geheeie zone, waarbij continuïteit in de bevelvoering ver zekerd moet wezen. Meerdere „passages de lignes (wij zoeken nog naar een vertaling) zullen in het verloop van den aanval noodig zijn. 9). Hoe grooter de steun van art., hoe grooter ook de tront- uitbreiding kan zijn. Deze uitbreiding wordt echter begrensd door de noodzakelijkheid, diep door te dringen en geruimen tijd een doorloopend gevecht te voeren. 10). De steunende art. moet door het neerhouden van svijands art -vuur de nadering van de eigen inf. gedurende den opmarsch naar de eerste vuurstelling dekken. Rookmaskeering zal voor deed0' kunnen zijn voor den aanvaller, in het bijzonder in den BO Gasprojectielen zullen bij den aanval kunnen gebruikt worden om sterke punten, bosschen en dergelijke te isoleeren, langs welker flanken de aanval wordt doorgezet. Daardoor kan munitie bespaard worden en kan met minder vuurmonden wor den volstaan indien verrassend vuur op die punten wordt ge concentreerd vóór de eigenlijke vuurconcentratie Die mogelijk heid staat in nauw verband met de mate van bewegelijkheid van het gevecht. 11). In den SO is een art.-voorbereiding met altijd noodig of crewenscht. De vernieling van hindernissen en dekkingen en &het element van de verrassing stellen dan tegenstrijdige eischen. 4. DOOR EEN ANDEREN BRIL. In de nos 5, 6 en 7 van den vorigen jaargang heeft de heer van Renesse een studie gepubliceerd betreffende de verpleging van het Duitsche leger, meer in 't bijzonder die in de eerste oorlogsjaren. De S. zegt, dat D. het onderspit heeft moeten delven ten gevolge van de onmogelijkheid om ten slotte het leger te geven, wat het noodig had. Is dit wel juist? De heer v. R. voert als oorzaken van den verplegingsnood aan o). dat het D. volk in 't begin van den oorlog, „zu üppig und kostspielig gegessen und getrunken hat" in de veronderstelling, dat de strijd slechts van korten duur zou zijn; b). de honger- blokkade; c). dat men nog langen tijd het leger op den voet 21 (Wordt vervolgd).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 21