van overvloed verpleegd heeft, toen het volk reeds sterk ge rantsoeneerd werd. Luisteren we thans eens naar wat de bekende Deensche voe- dingsphysioloog Dr. M. Hindhede daarover te zeggen heeft (Kosmos Heft 7 van 1919.): „De Duitsche honger was geen noodwendigheid. Het land had voor iederen inwoner dubbel zooveel rogge en dubbel zooveel aardappelen ter be schikking als Denemarken. Weliswaar bezat Denemarken meer gerst, maar alles te zamen genomen kon D. 20 °/0 meer voedsel aan tarwe, rogge, gerst en aardappelen verdeelen dan Denemarken. Desondanks kreeg de Duitscher den nood der tijden sterker te voelen dan de Deen, die door de blokkade evenzeer van zijn gewichtigsten aanvoer beroofd was. De voornaamste reden van dit onderscheid lag in de eenzijdige mobiliseering van het D. voedingswezen volgens verouderde theorieën, terwijl men in Den. bij de aanpassing der volksvoeding aan de oorlogsomstan digheden, de uitkomsten der allernieuwste onderzoekingen tot grondslag nam. Toen de Deensche regeering zag, hoe de honger in Duitschland zijn intocht deed 2)„ wendde zij zich niet tot professoren, van wie men aannemen kon, dat zij aan sinds lang verouderde theoretische leerstellingen vasthielden, maar zij girig te rade bij mannen met ruimen blik, die met hun tijd meegaan de, de nieuwste richting der wetenschap vertegenwoordigden. De mannen, die aldus geroepen werden de grondslagen der Deensche levensmiddelenvoorziening uit te werken, gingen uit van de volgende grondstellingen: 1. Eiwit wordt, practisch gesproken, steeds in genoegzame hoeveelheid aan 't lichaam toegevoerd, wanneer men over 't geheel een voldoende hoeveelheid voedsel tot zich neemt. 2. Boter en ander vet is een zeer te waardeeren voedings middel,. nochtans niet volstrekt noodzakelijk, omdat groenten, boter schijnen te kunnen vervangen. (Dit punt zal nader toegelicht worden, v. W). 3. Daar de mensch de zemelen even goed verteert als het varken en bijna even goed als de herkauwers, behooren de zemelen als voedsel voor den mensch aangewend te worden 3). In overeenstemming met deze grondstellingen werden in De- nem. alle rogge en tarwe, bijna alle gerst en nagenoeg de geheele aardappeloogst voor de menschelijke voeding in beslaggenomen en de beschikbaarheid van groenten door uitvoerverbod verzekerd. Om voldoende hoeveelheden brood te verschaffen werd de rogge voor de bereiding van deeg op een bijzondere wijze met 22 Onder leiding van Rübner, een leerling van Voit en één der vurigste eiwitaanbidders. 2). Dit was in 1917. 3). In het rantsoenjaar 1917—1918 stierven "in Denemarken 6000 menschen minder dan in 't vorige, 't Brandewijngebruik bedroeg 1/20 van vroeger. Alleen lichte biersoorten mochten vervaardigd worden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 22