8. VOOR DE LAATSTE MAAL: „DE BEVORDERING IN HET OFFICIERSKORPS." (ontv. ter publicatie 29-3-22 Red. I. M. T.) Aan hen, die belang stelden in dit onderwerp en hieraan op de eene of andere wijze uiting hebben gegeven, betuigen wij onzen dank. Wij sluiten dezulken niet uit, die openlijk of bedekt, in afkeurenden zin van hunne belangstelling blijk gaven door ons karaktereigenschappen toe te schrijven als: jalouzie, on- kameraadschappelijkheid, wreedheid en hardheid. En zelfs hem niet, die verklaarde niet te twijfelden aan onze goede trouw. Integendeel, want met het loozen van deze „argumenten" tegen het door ons gepropageerde stelsel hebben zij ons duchtig in de overtuiging gesterkt, dat wij op den goeden weg zijn! Alvorens dezen weg verder te betreden, lijkt het niet ondienstig ons nader, zij het ook maar vluchtig, bij het publiek bekend te maken. Wij smaken het genoegen dit jaar 21 dienstjaren als officier te boeken. Nu zal een ieder, die weet hoe traag een departementale molen maalt, kunnen begrijpen, dat bij& ev. in voering van ons stelsel met de noodwendige overgangsbepalingen, schrijver dezes wellicht juist op het punt staat om voor het laatst passage te bespreken naar Patria. Waarom dan „eet excès d'honneur?" In een art. in het Febr.-No. van het Orgaan der N. 1. O. V. doet de heer J. Dormaar zich als tegenstander van ons stelsel gelden. De openhartige wijze, waarop de heer D. in zijn artikel voor eigen parochie predikt, is eenigszins verbijsterend. Zijn betoog komt overigens hierop neer, dat het hem waar hij de door ons opgesomde nadeelen, die aan het huidige stelsel kleven, bespreekt onbegrijpelijk voorkomt, dat iemand er nadeel van kan hebben als een ander voordeel heeft. „Wat kan het A van zeker wapen schelen, als hij 11 jaren loopt voor Kapitien en B van een ander wapen of dienst slechts 8 jaren?" vraagt de heer D. Waarom toch wenscht het officierskorps bij de a s. nivelleering gerangschikt te worden in de 1ste categorie van landsdienaren; waarom vergelijken wij ons immer met het B. B. antwoorden wij met een wedervraag. Welk nadeel ondervinden de officieren als de leden van het B. B. wèj en zij niet in die categorie komen? Zoo dikwijls wordt door offn aangehaald, hoe binnen beirek- kelijk korten tijd controleur X, Y of Z. ass-resident is geworden, terwijl zij zich nog verre van den gouden kraag weten. Waarom was het noodig, dat in 1920 de bezoldigingen van het officierskorps in dien zin werden gewijzigd, dat het aantal dienstjaren meer op den voorgrond trad? 2) Dikwijls zeer ten rechte. G. 2). De eerste schuchtere schrede in de richting van ons stelsel. G. 45

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 45