55 tegenwoordigen vorm, encadreering en dislocatie is voor de invoering van een dergelijk stelsel ongeschikt. IV. Voor wat betreft het uit Ned. te betrekken pers. mogen van het invoeren van dat stelsel geen groote resultaten worden verwacht. V. Het betrekken van pers. uit andere deelen van Europa kan slechts tot op zekere hoogte worden toegepast, zoodat ook dat pers. het stelsel niet dragen kan. VI. Voor de hiergeborenen van Eur. afkomst, zoomede voor Amb. en Inl. biedt het stelsel breede per spectieven, zoowel wat betreft de later te bekleeden landsbetrekkingen als de uit te oefenen part. beroepen. VII. Bij de Eur. militie kan het stelsel alleen toegepast worden, wanneer het eerste verblijf onder de wapenen aanmerkelijk langer is dan thans. VIII. Het stelsel zal de basis kunnen zijn van eene Inl. militie. IX. Proeven op kleine schaal kunnen nimmer dienen om gevolgtrekkingen te maken betreffende de te verwachten resultaten bij volledige doorvoering van het stelsel. X. De geldelijke consequentien, de mogelijkheid om het onderwijzend en controleerend pers. te verkrijgen en te vormen, kortom alles wat met het stelsel in verband staat, zal eerst te overzien zijn na uitgebreide studie. Het is een landsbelang, dat de Regeering deze studie door daartoe bevoegden doet maken". 11. DE N.I. VERLOFSOFFICIER No. 3. Wat dit No. betreft, valt melding te maken van het artikel „De vrijwillige Landstormbeweging in Ned." en van een klacht over de rechtspositie van de res -offn door O., terwijl ook een artikeltje gewijd wordt aan de herdenking van pastoor Verbraak. Het eerste opstel verdient zeer zeker de aandacht. De S. deelt mede, dat het idee van den kaderlandstorm is geweest „door het geven van gelegenheid tot vooropleiding het begrip bij de Nederlandsche jeugd aan te brengen, dat de militaire opleiding een deel vormt van de algeheele opvoeding tot Staatsburger en tevens den duur van eerste opkomst voor de militie tot een minimum terug te brengen, omdat in onze ontwrichte maatschappij ieder zooveel mogelijk zal moeten medewerken voor wederopbouw en dus zoo kort mogelijk moet vastge houden worden voor militaire doeleinden." Dit laatste gaat voor Indië misschien niet op (behalve dan de ontwrichting) maar dit neemt niet weg, dat het toch o. i. ook voor Java alle overweging verdient om dit vooibeeld te volgen en waren dan ook op de H. B.S.- plaatsen afdeelingen „kaderlandstorm" op te richten. Evenals in Holland ware daarbij overleg te plegen met de be'rokken schoolautoriteiten (aantal uren aan mil. oefeningen te besteden enz.). Men zou ook de Am. methode kunnen volgen, waaromtrent reeds vroeger in dit tijdschrift het een en ander werd medegedeeld. We lezen, dat in Holland in het eerste jaar van het bestaan van den kaderlandstorm ruim 2500 jongelieden zich verbonden. Behalve wekelijksche oefeningen in de standplaatsen hebben^ in de vacanties oefeningen in kampen plaats. De oefeningen worden geleid door actief- of reserve-personeel, dat zich daartoe vrijwillig aanmeldt en geschikt geoordeeld wordt. Alle examens worden afgenomen door commissies van actiet-dienende officieren, daartoe aangewezen door de bevoegde mil. autoriteiten en niemand wordt aangesteld tot sergeant of vaandrig, tenzij hij na't voldoen aan de examen-eischen een maand in den troep heeft gediend en blijken van practische bruikbaarheid heeft gegeven. De Redactie plaatst een naschrift, waarin zij vermeent, dat, al is invoering in Indië nog niet doenlijk, er toch misschien in deze richting wel iets zoude kunnen worden gedaan, nl. een proef met de studenten van de Technische Hoogeschool te Bandoeng, waarvoor ook de rector wel zou voelen. O. i. ware de proef zoowel te Bandoeng als te Batavia, Semarang en Soerabaja te nemen. D. B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 55