B e n g h a's i, (zie Hoofdstuk VI) de hoofdstad van de provincie Cyrenaïca telt 19000 inw. (Craevenitz geeft aan: 15000, waarvan 12000 Moh. Berbers; Temoin: 22000) De kleine haven, welke zeer verwaarloosd is en niet toegankelijk voor schepen met meer dan 3 M. diepgang, wordt beschermd door een verouderd fort. D e r n a (zie Hoofdstuk VI) is slechts een dorp, omringd door een oase met een totaal van 8000 bewoners, waarvan 250 Christenen en Joden. Het bezit een radiostation en is telegr. verbonden met Benghasi. De open reede biedt een slechte anker plaats aan. De Golf v a n B o m b a is niet zoo uitgebreid als die van Tobruk, welke hieronder wordt behandeld, doch biedt aan de N.- zijde een veilige ligplaats aan, welke slechts open ligt voor O.- winden. De haven van Tobruk is zeer goed, ligt aan een inham, welke zich 4 K. M. in de lengte uitstrekt en 1 K. M. het land bin nendringt, terwijl de diepte aan de kade niet beneden 5 a 6 M. is en meer naar de zeezijde zelfs toeneemt tot 10 a 15 M. Zij biedt bescherming aan tegen alle winden, uitgezonderd tegen die uit Z. O. tot O. richting. II. Het klimaat is gezond en komt aan de kust overeen met dat van Z.-lt.; in het binnenland is het verschil tusschen dag en nachttemperatuur zeer groot, soms tot 30° C. In den drogen tijd (Mei-Oct.) wordt de hooge temperatuur dragelijk gemaakt door koele N.-winden. In den regentijd, welke in Nov. begint, zwellen de weinige beken aan en treft men in de droog geloopen wadi's weer water aan. Van Jan. tot April is de regenval zeer groot; in dit jaargetijde heerschen warme Z.-winden, welke som wijlen de beruchte zandstormen veroorzaken (ghibli). Voor krijgsverrichtingen moet zij als ongunstig worden gerekend. III. Voorbereidende maatregelen. It. had dus tot staatkundig doel het in bezit nemen van Tripolis en Cyrenaïca en moest dus overgaan tot het zenden van een overzeesche expeditie. De heerschappij ter zee had zij reeds. Aangezien de reeds jaren lang bestaande minder goede politieke verhouding tusschen beide staten plotseling zóó ongunstig werd, dat een onmiddellijk gewapend optreden noodig werd geoordeeld, was men niet gereed tot het zenden van een exped. troepenmacht. Waar het niettemin een gebiedende eisch werd geacht de voor naamste kustplaatsen in Tripolis en Cyrenaïca zoo spoedig mogelijk te bezetten, moest de Marine in den aanvang deze taak vervullen. De voorbereidende maatregelen tot mobilisatie waren reeds getroffen; 25 Sept. was het waarschuwingstelegram verzonden en de 1ste mobilisatiedag bepaald op 28 Sept. Reeds den 21 en Sept. waren eenige der grootste en snelste schepen der stoomvaartmaatschappijen gevorderd om z. n. als 4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 4