1. HET MODERNE INFANTERIEGEVECHT. (Voordracht gehouden voor de officieren der Inf. der 2de Mil. Afd. door den Generaal-Majoor S.H. Schutstal van Woudenberg). I. Inleiding. Wanneer ik U heden morgen een schets geef van het verloop van het moderne Infanteriegevecht, dan doe ik dat niet met de bedoeling U te nopen de vechtwijze der modern uitgeruste legers geheel over te brengen op onze troepen. Eerstens zouden wij dan in conflict komen met onze reglementen en voorschriften, welke toch volgens een gezonde opvatting van krijgstucht beschouwd moeten worden als bindende bevelen van het Legerbevel. Maar tweedens behoort te worden opgemerkt, dat ook al ware dit voor ons geen hinderpaal, dan zoude toch de vechtwijze dier modern uitgeruste legers niet tot in bijzonder heden door ons kunnen worden gevolgd, omdat in ons leger ontbreken de hulpmiddelen, als tanks of Inf.-geschut en mitrs in hoeveelheden als bij de moderne legers worden aangetroffen. Ik spreek hier niet van mijnenwerpers, gasgranaten, vuurspuiten en andere uitwassen van den Stellingoorlog, op welk type van oorlog ons leger m. i. zich niet heeft te prepareeren. Maar het is wel degelijk mijne bedoeling om U uit te noodigen om overal waar onze reglementen en voorschriften zulks toelaten Uwe troepen te doordringen van den geest van het moderne gevecht, welke zeer in het kort saamgevat uitsluitend hierop neerkomt, dat wij bij de keuze van onze aanvalsvormen rekening houden met de geweldige uitwerking van het moderne geschut en het machinegeweer. Hoe meer wij onze troepen van die uitwerking doordringen, hoe minder verliezen zullen wij lijden in de aanvangsperiode van den oorlog, dat is de periode, waarin de troepen met hun bloed betalen de fouten welke bij de opleiding tot het gevecht door ons officieren zijn begaan. En behalve dat wij tot het verbeteren van onze fouten worden gedreven door de liefde welke den goeden aanvoerder voor zijne troepen moet bezielen, moeten wij vooral niet vergeten, dat wanneer ons leger in actie zal komen, de vijand onze zeëen beheerscht en dat onze beste soldaten worden getrokken uit de rassen, die wij dan niet meer kunnen bereiken. Verder dat wij dienen in een staand leger, zonder noemenswaardige reserves, zoodat het voor ons meer dan in welk leger ook, plicht is, en een dure plicht ook, om onzen troepen onnoodige ver liezen te besparen, verliezen, die reeds bij het begin van den oorlog aan de overblijvende soldaten zouden benemen het zoo hoog noodige blinde vertrouwen, dat de troepen dienen te stellen in hunne aanvoerders. Ter publicatie ontvangen Maart 1922. Red. I.M. T. 1

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 1