In algemeene trekken kan men het verloop van het moderne
gevecht als volgt schetsenZoodra, naar aanleiding van in
gekomen berichten, kan aangenomen worden, dat men zich weldra
zal bevinden binnen vuurbereik van vijandelijke art., moet de
marschformatie worden verlaten en verder worden opgerukt (liefst
des nachts) in een vorm, welke het minst kwetsbaar is voor
art.-vuur. Dit gedeelte van het gevecht is de 1ste phase en
wordt genoemd de nadering. Het laatste gedeelte van de nade
ring moet worden uitgevoerd onder steun van eigen art. en (of)
zware mitrs.
Wanneer het oprukken tegen den vijand niet meer mogelijk
is, zonder dat door de Inf. het vuuroverwicht op de vijandelijke
wordt bekampt, moeten de geweermitrs in stelling worden ge
bracht om dit vuuroverwicht te verkrijgen en moet tevens gebruik
worden gemaakt van de gelegenheid om de troepen zoodanig in
het terrein te nestelen, dat door het vijandelijk lnf.-vuur zoo
min mogelijk verliezen worden geleden.
Tijdens deze 2de phase, genoemd „het contact" (volgens de
Fransche voorschriften „prendre contact avec l'ennemi") heeft de
detailverkenning plaats.
De in deze phase te vormen linie van weerstand, als het ware
de basis van den aanval, zou men kunnen noemen de vasthou
dende groep, die tot taak heeft den aanval te steunen en bij
een mislukten aanval de troepen weder op te nemen.
Onder bescherming van deze linie, welke beneden de 400 M.
wordt gevormd, bewegen de voor den aanval aangewezen groe
pen zich zoo gedekt mogelijk door het terrein en trachten het
hen voorgeschreven punt te bereiken. Dit is de 3de phase,
terwijl hetgeen, na het verkrijgen der beslissing, geschieden
moet om het veroverd terrein te behouden, de vervolging enz.
genoemd wordtde 4de phase van het gevecht. Deze phase zal
ik niet behandelen.
III. Het aanvalsplan. Het aanvalsplan wordt, evenals eertijds,
gebaseerd op eene voorafgaande verkenning. De verhoogde in
vloed, welke de hulpwapens op het gevecht uitoefenen, brengt
met zich mede een verhoogde belangrijkheid van de verkenning,
welke moet uitmaken in de eerste plaats hoeveel, welke en
waar, hulpwapens bij de tegenpartij zijn ingedeeld, opdat men in
staat zij, daarnaar de aan te nemen vormen te regelen. De vraag naar
de wederzijdsche sterkteverhouding wordt toch niet meer beoor
deeld naar het aantal der strijders, doch naar het getal kanonnen
en mitrs, dat bij de beide partijen is ingedeeld. Uiteraard zal
de verkenning te nauwkeuriger moeten geschieden, naarmate de
verdediging beter is voorbereid en er dus beter gelegenheid is
geweest geschut en mitrs verdekt op te stellen.
De verkenning in den bewegingsoorlog zal in evenveel uren
moeten afloopen, als een verkenning in den Stellingoorlog dagen,
ja zelfs weken, zal in beslag nemen. Het verwaarloozen van
3