Voor de eischen van de jonge categorie werd het gemid delde genomen van de eischen gesteld in de drie jongste categoriëen van het N. O. C.voor die van de oude, het ge middelde van de eischen van de twee oudste categoriëen van het N. O. C. In overeenstemming hiermee zou voor den eisch „snelloop 100 M." voor ouderen dienen genomen te worden 14 sec., voor de 10 K. M., gelijk schrijver in punt 3 aangeeft, 1 uur 10 min. Toegegeven, dat de eischen N. O. C. vastgesteld zijn voor Europeanen en voor Europa, beschikken we in 't algemeen hier in Indië nog over te weinig, maar bovendien ook nog over te weinig betrouwbare, gegevens uit de practijk, om daar uit thans reeds voor het leger (en wel voornamelijk voor de inheemsche troepen) juiste gevolgtrekkingen te kunnen maken en belangrijke wijzigingen, tevens verbeteringen, in de eischen der zware vaardigheidsproef aan te brengen. Van de 348 deelnemers aan de Z. V. (Zware Vaardigheidsproef) te Bandoeng, hebben niet voldaan aan snelloop 4 °/010 K M loop ll2°lo (215 deelnemers); hoog springen z/a 8hoogspringen m/a 15'/0; vèrspr z/a3/10°/0; vèrspr. m/a 3 °/0polstok vèr 8°/0; hek springen 3/5°/0; werp- groep 25 °/0 klimmen 8 °/0. Mogen we uit deze gegevens de gevolgtrekking maken, dat de eischen voor de werpgroep, het hoogspringen m/a en z/a het p o 1 s s t o k v e r s p r i n g e n en het k 1 i m m e n te zwaar zijn Ik schrijf deze minder goede uitkomsten meer toe aan de hoogere technische eischen, die voor deze bewegingen dienen gesteld te worden en aan de meerdere voorbereiding en training, die noodig zijn, om aan de eischen te voldoen, hetgeen in verschillende garnizoenen niet mogelijk is door het bekende gebrek aan ja, „alles" (goede instructeurs, benoodigdheden, oefenterreinen enz.). Naar aanleiding van punt 4 stel ik me de vraag: „zijn de Inlanders wat „hoogspringen" betreft in 't nadeel bij Eur. en Amb.?" Van de deelnemers, die niet voldaan hebben aan de proef- vielen uitsluitend voor hoogspringen m/a uit: 15 Ink, 13 °/0 Amb. en 12 Eur. Mogen we hieruit gevolgtrekkingen maken? De Inl. mag minder lang zijn dan de Eur. maar hij is toch veel lichter; bovendien geloof ik, dat over 't geheel genomen, de beenspieren van den Inl. naar verhouding meer ontwikkeld zijn dan die van den Eur. Maar aannemende, dat lange personen in 't voordeel zijn, is dat voordeel dan nog zoo groot, in verband met de nadeelen van meerder gewicht, en minder beenspierontwikkeling, dat daarom de eisch van hoogspringen m. en z/a lager gesteld moet worden? 45

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 45