Van hen beneden den rang van onderluit. die verplicht waren de lichte proef in 1921 af te leggen voldeden van het heele leger (op Java en B. B.)53 °/0 Eur.76 °/o Amb. (Menad.) 49 lnl. Totaal 56 °/0. Ik voor mij durf daaruit nog niet de gevolgtrekking te maken, dat de lichamelijke ontwikkeling van den Eur. boven die van den lnl. staat of van laatstgenoemde niet veel verschilt, vooral niet als we weten, dat, zij het ook uit gebrek aan technische vaardigheid en geringere lichaamskracht, vele Inlanders afvielen voor het kogelstooten, welke proef bij gebrek aan speren en disci voor het meerendeel nog afgenomen werd. Maar evenmin zullen naar aanleiding van deze gegevens over 1921, de eischen gewijzigd mogen worden. Waar gedurende de eerste jaren de gymnastiek en sportbe oefening in het leger nog gebrekkig te noemen is, tengevolge van het bekende gebrek aan goede instructeurs, benoodigdheden, oefenterreinen enz. niettegenstaande over 't geheel genomen werkelijk veel ambitie en goeden wil getoond wordt doen we beter nog zoo min mogelijk belangrijke wijzigingen in de eischen aan te brengen. Wat betreft het voorkomende in punt 6 moet ik opmerken, dat n. m. m. geen twijfel bestaat over de opvatting van den eisch van zelfverdediging, ook niet van die betreffende het „boksen". Evenmin als bij „schermen" verlangd wordt, dat een der partijen buiten gevecht gesteld wordt, mag zulks bij het boksen of worstelen geëischt worden. Gaarne geef ik toe, dat de gren zen thans wijd getrokken zijn, doch alle verdere detailleering komt mij niet gewenscht voor. Ook hier zal de practijk een en ander moeten uitwijzen. Zooals in de dagorder dd. 30/12 '21 no. 2 vermeld staat, was het aantal deelnemers en geslaagden aan de zware proef 1921 nagenoeg het dubbele van dat in het vorige jaarvan de 41 offn (onderluiten 307 overige militairen (totaal 348) slaagden resp. 33 en 181 (totaal 62 °/0). Hoe goed de resultaten ook mogen geweest zijn, dit percen tage (62) is gering te noemen daar alle deelnemers in eigen garnizoen aan de vóórproef voldaan hadden. Daar van enkele korpsen vrijwel alle deelnemers voor de proef te Bandoeng geslaagd zijn, is het procent geslaagden van de overige korpsen uiteraard belangrijk beneden het gemiddelde geble ven, zoodat het in 't algemeen voorloopig om verschillende redenen nog geen aanbeveling verdient, de proef in alle of meerdere garnizoenen te doen afnemenzeer terecht zooals schrijver zegt, zou zulks de waarde van de medaille aanmerkelijk doen dalen. Onbekendheid met de juiste uitvoering van bewegingen, onvoldoende opleiding, voorbereiding en training, gemis aan benoodigdheden en terreinen, overladen oefenprogrammas, 46

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 46