Wij behooren ook de verhoudingen niet uit het oog te verliezen,
welke tusschen de velerlei belangen, waarmede in oorlogstijd
rekening valt te houden, bestaan. Naar mijn gevoelen zullen de
pl. aanschaffingen te velde, als over het geheel van te gerinc
belang, beneden de aandacht van den H. I. liggen, als aan "dezen
de hiervoren bedoelde gewichtige functie van lid van den Raad
van Advies wordt opgedragen.
Eén punt heb ik bij het bespreken van deze aangelegenheid
nog niet aangeroerd, t. w. de toelaatbaarheid van pl. aankoopen
bij een stelsel van centrale voorziening, „van aanvoer van ach
teren". Wat dat betreft volsta ik met de verklaring, dat t. a. van
aanschaffingen van eenige beteekenis, altijd overleg zal moeten
worden gepleegd met den E. I.
11. NASCHRIFT VAN DEN KAPITEIN C. M. J. TISMEER.
Zeer tot mijn genoegen heb ik gezien, dat ik mij vergist heb,
toen ik het artikel van den majoor de Wit min of meer ironisch
gesteld noemde. Gaarne neem ik dan ook mijne opmerking
dienaangaande terug.
Aan mijn vroeger geleverd betoog heb ik weinig meer toe te
voegen. De thans door den majoor de Wit geleverde beschou
wingen openen voor mij geen nieuwe gezichtspunten. De prac-
tijk zal moeten leeren, of de voor het Indische leger aangenomen
beginselen zullen blijken de juiste te zijn. Het zij mij echter
vergund nog enkele opmerkingen te maken. De majoor de Wit
drukt zijn spijt uit afdoende ophelderingen te hebben gemist
betreffende de wijze, waarop de goede werking van den etap-
pendienst zal verzekerd worden. Deze ophelderingen zal hij,
voor wat betreft de beginselen, kunnen vinden in de sedert ver
schenen „ontwerpregeling van den dienst van aan- en afvoer bij
het leger te velde". Verder is in bewerking een „leidraad voor
de uitvoering van den dienst van het Etappen-en Verkeerswezen."
Zoolang deze leidraad nog niet door den Legercomdt is goed
gekeurd, meen ik mij van nadere beschouwingen te moeten ont
houden. Wel kan ik reeds thans vermelden, dat de gezamenlijke
inhoud van beide voorschriften een antwoord op de vraag van
den majoor de Wit bevat.
Het is mij verder gebleken, dat ik mij ten opzichte van de
taak van den E. I. niet voldoende duidelijk heb uitgedrukt. Bij
nauwkeurige lezing van mijn naschrift blijkt echter, dat de E. I.
wel degelijk de leider is van den dienst in het etappengebied.
Met de woorden: „een bepaalde opdracht" is bedoeld de op
dracht om leiding te geven aan de uitvoering van den etappen-
A. DE WIT