gende cav. bij de voorhoede, optreden als gevechtsbeveiliging voor deze voorhoede en moet de comdt van deze afdeeling zijn aandacht wijden aan de beide vleugels der vechtende voorhoede. Zelf zal hij met het grootste deel van zijn beschikbare afdeeling den meest bedreigden vleugel voor zijn rekening nemen, terwijl hij één der ondercomdtn aanwijst voor den anderen vleugel. Wat of nu de meest bedreigde of meest gevaarlijke vleugel is, dit zal meestal door dien comdt zelf uitgezocht moeten wor den en komt het hierbij dus op zijn eigen '"tactisch inzicht aan. Ook is het natuurlijk zeer goed mogelijk, dat de voorhoede-comdt in de gelegenheid geweest is hem hieromtrent inlichtingen of bevelen te geven en in dit geval heeft men dus niets anders te doen, dan die bevelen op te volgen. Een derde geval en dat vermoedelijk wel zeer vaak zal voorkomen is, dat de vijandelijke cav. of inf. ons naar één der vleugels dringt en dan zal men dus dit moeten aannemen, al is het dan ook niet dien vleugel, dien men het liefst zou hebben. De kunst voor de beide comdtn op de vleugels is nu om daar een plaats uit te zoeken, zijwaarts en liefst eenigszins voorwaarts van de eigen vechtende inf., waar we de absolute zekerheid hebben, dat elke onderneming van den vijand tegen den vleugel van de eigen inf. o n m i d d e 11 ij k en t ij d i g ontdekt wordt en deze dus ook o n m i d d e 11 ij k en t ij d i g aan die inf. gemeld wordt en van waaruit tevens de verkenning door vijandelijke cav. belemmerd en zoo mogelijk belet wordt. Van het grootste belang en dringend noodzakelijk ook, is het, dat de beide comdtn, zoodra ze hun opstelling hebben ingenomen, hiervan mededeeling doen aan de voorhoedecomdt; immers pas, zoodra deze weet waar zijn cav is, kan hij zich voor zijn flanken gerust voelen en kan hij al zijn aandacht wijden aan zijn eigen front, wat voor hem hoofdzaak is. Bovendien is hij dan nog in staat zoo noodig, aanwijzigingen of bevelen te geven om onze opstelling te wijzigen. Een andere eisch is nog, dat de cav.-comdt zich op de hoogte houdt van den toestand bij zijn inf.; steeds moet hij weten wat deze doet; of deze voorwaarts gaat of terug, of op de plaats blijft; want hiernaar moet hij zijn verdere maatregelen nemen en als vaststaand is wel aan te nemen, dat hij bij het nemen van deze maatregelen geheel op eigen initiatief is aangewezen, daar de voorhoedecomdt geen tijd en gelegenheid zal hebben om hem telkenmale van bevelen te voorzien. Uit den aard der zaak zal de comdt in het oog moeten houden, dat zijn taak van gevechts beveiliging niet een taak is, die mag ontaarden in een zuiver passief stilstaan op dat eene punt met eenige patrs om zich heen; neen, hij zal natuurlijk dat eene punt moeten vasthouden, doch dit beschouwen als een soort centraal punt en van daaruit patrs uitzenden of indien men zwak is, menschen uitzenden met een verkennende opdracht, op beperkte schaal d. w. z. men geve 62

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 62