69 2e. dat het als een plicht der Regeering viel aan te merken, om, v. z n. door ruimeren geldelijken steun, het fonds in staat testellende uitkeeringen te verhoogen. 3e. dat, indien na de verhooging der uitkeeringen mocht blijken, dat de bijdragen der deelgenooten, op den legenwoordigen voet doch over de aanzienlijk verhoogde bezoldigingen en pensioenen berekend, hooger waren dan in werkelijkheid tot dekking der lasten noodig was, die bijdragen verminderd behoorden te worden. We lezen in het verslag: Ten aanzien van de uitkeeringen en de bijdragen zelve zijn, zeide spreker in het officierskorps zeer verschillende meeningen tot uiting gekomen. Somm'gen waren van meening, dat aan alle weduwen en weezen ongeacht den rang door den echtgenoot of vader bekleed, eenzelfde pensioen of onderstand behoorde te worden toegekend, omdat alle officieren als van èèn stand moeten worden beschouwd, die dezelfde behoeften meebrengt. Anderen daarentegen wenschten het fonds op een zuiveren verzekerings grondslag te vestigen, opdat de uitkeeringen rechtstreeks verband zouden houden met de bijdragen. Alsdan zou dus de tang. welke de deelgenoot bij overlijden bekleedde, evenmin van beteekenis zijn. Nog anderen zullen, in navolging van de ambtenaren h. 1.1., en in over eenstemming met den geest des tijds, een premievrij weduwen-pensioen wenschen. Door de Comm. diende evenwel rekening te worden gehouden, in de eerste plaats, met het door het off.-korps in zijn geheel uitgesproken verlangen om het kameraadschappelijk karakter van het Fords te hand haven. Als voornaamste kenmerken daarvan noemde spreker: le. dat aan de weduwen van officieren van lagen rang een hooger pensioen daarentegen aan de weduwen van officieren van hoogen rang en met langeren diensttijd een lager pensioen wordt toegekend, dan waarop in verband met de door den overleden echtgenoot in het fonds gestorte bijdragen, aanspraak zou kunnen worden gemaakl; 2e. dat ook door offn. en gep. offn. zonder deelgerechtigde betrek kingen aan het fonds wordt bijgedragen, en 3e. dat de bijdragen geen rekening houden met het aantal kinderen, en slechts in betrekkelijk geringe mate met den leeftijd bij toetreding tot het Fonds". En verderop De verhooging der uitkeeringen vormde derhalve het eerste punt waarover door de Comm. beraadslaagd werd, en daarbij werd van de volgende beginselen uitgegaan le. dat aan weduwen-pensioenen naar den rang van den overleden echtgenoot de voorkeur verdient te worden geschonken, omdat ook de 'gewone pensioenen der off. rangspensioenen zijn, en er verband tusschen beide behoort te bestaan, 2e. dat het kapiteins-weduwe pensioen als het normale pensioen dient beschouwd te worden, omdat het grootste gedeelte der deelge nooten in dien rang, of als gepensionneerd in dien rang komt te overlijden, 3e. dat de pensioenen der luitenantsweduwen wat lager mogen worden gesteld, omdat in het algemeen een jonge vrouw zich gemak kelijker een weg door het leven zal weten te banen dan een vrouw die op rijperen leeftijd weduwe wordt, en 4e. dat, in verband met de hoogere bijdragen van de Hoofd- en Opperoffn., waarmede, ongeacht het kameraadschappelijk karakter van het fonds, toch wel eenigszins rekening dient te worden gehouden, het als alleszins billijk mag worden beschouwd, dat de weduwen van die offn. een hooger pensioen dan het normale genieten. Hierop valt o. i. veel af te dingen. Vooreerst is het (nog) bestaan van rangspensioenen (terwijl de rangstractementen goeddeels zijn afgeschaft)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 69