Ten behoeve van de wijziging van het veranderde „Ausbil-
dungsvorschrift fiir die Fusztruppen im Kriege" is door het
Reichsministerium eene commissie benoemd, waarin zitting nam
Hauptmann Waldemar Pfeifer, die met zijne commissieleden zoo
danig verschil van meening kreeg, dat hij zijne denkbeelden ki
eene brochure en in een ontwerp-reglement neerlegde, waar
van ik de studie zeer zeker kan aanbevelen. De schrijver com
mandeerde in den oorlog, gedurende 3 jaren, een Baton in 5
verschillende Regtn in 5 verschillende Divisies en trok na den
oorlogwaarin hij verschillende malen gewond raaktede aandacht
door zijne brochure: „Gesichtspunkte für die Gefechtsausbildung
der Inf. in der Verteidigung und im Angriff."
De strijd of de Inf. moet naderen tot 400 M., of tot beneden
300 M., is voor ons van minder belang, omdat in onze Indische
terreinen de nadering zelfs tot geringeren afstand van den vijand
geen bezwaar zal opleveren, en kunnen wij dus als stelregel
aannemen, dat de nadering wordt voortgezet tot den afstand,
waarop de geweer-mitrs de meeste uitwerking beloven. De
Duitsche reglementen houden nog rekening met de omstandigheid,
dat het in den bewegingsoorlog noodig kan zijn om op grooteren
afstand van den vijand reeds over te gaan tot een combinatie
van vuur en beweging, de Fransche niet. In dat geval kunnen
natuurlijk de geweer-mitrs niet het vuurgevecht opnemen, doch
moeten Infanteriegroepen dit doen. Zoolang wij nog niet beschikken
over meerdere geweer-mitrs in onze Inf. zal het vuurgevecht
niet uitsluitend door die wapens kunnen worden gevoerd.
Het contact met den vijand wordt dus ingeleid met een vuur
gevecht, dat den aanvallenden troepen het vuuroverwicht moet
geven op den verdediger. Zooals Gij weet, ging men in den
laatsten tijd voor den oorlog den weg op van minachting voor
het vuur van den aanvaller. Als ge de geschriften van Generaal
von Bernardi raadpleegt zult ge het denkbeeld verdedigd vinden,
dat het lange vuren van den aanvaller het moreel van den
verdediger steunt. Immer fesche d'rauf" heette het. Tegen
woordig heeft de strijd om het vuuroverwicht weder zijn gewichtige
plaats in het gevecht der Inf. ingenomen.
Die strijd wordt gevoerd door de geweer-mitrs. De Fransche
reglementen kiezen hun standpunt stevig. „Les mitrs sont et
restent simplement de l'infanterie", staat aan het hoofd van het
Fransche regl. van 1921 Instruction provisoire pour les unités
de mitrs d'Inf.". De Duitsche voorschriften zijn niet zoo pertinent.
Men erkent wel dat in den oorlog de lichte mitr. een belangrijke rol
in het vuurgevecht der Inf. gespeeld heeft, doch men schrijft dit toe
aan het feit, dat de groote verliezen in den aanvang van den
oorlor» dwongen de ledige plaatsen aan te vullen met onvoldoend
afgerichte elementen. Men gelooft nog niet aan den lichten
mitrailleur. Men beweert dat hij te veel munitie verbruikte (soms
5000 patr. per dag), terwijl veel defecten voorkwamen. En uit
9