Hoewel in deze formatie zoo lang mogelijk zonder vuur, doch
onder bescherming van de eigen battn en bewapende vliegtuigen
wordt voortgegaan, is het toch in het laatste gedeelte der 1ste
phase noodig om de hulpwapens, bestemd om de Inf. meer on
middellijk te steunen, in stelling te brengen; ik heb hier het oog
op het Inf.-geschut en de zware mitrs. In geen geval zal men
deze hulpwapens beneden de 600 M. en liefst niet veel boven
de 1000 M. in stelling brengen. Kolonel Taysen bepleit het op
rukken der Inf. zoodanig, dat de zware mitrs door de openingen
kunnen vuren, doch ik prefereer *eene opstelling der mitrailleurs
waarbij zij over de voorste liniën heen vuren. Het zou mij te
ver voeren daar nader op in te gaan.
V. Het Contact. Zoodra, door de intredende verliezen, het
noodzakelijk wordt, dat de Inf. zelf het vuur opent, treedt de
2de phase van het gevecht in. Behalve in het buitengewone
geval, dat voortgerukt moet worden over open terrein, hetgeen
wij, die optreden in de begroeide Indische terreinen, veilig bui
ten beschouwing kunnen laten, begint de 2de phase, dus beneden
de 400 M. (Kolonel Taysen in het zooeven genoemd artikel).
Enkele schrijvers achten dezen afstand welke overeenkomt met
de grens van de trefzekerheid der geweer-mitrs nog te groot.
Zoo meent „Hauptmann Pfeifer" dat de Inf. onder steun van
haar art. de vijandelijke opstelling moet naderen tot beneden de
300 M. Aangezien ik in het vervolg mijner voordracht nog her
haaldelijk zal terugkomen op de geschriften van dezen in den
laatsten tijd in Duitschland op den voorgrond tredenden tacticus
moet ik over zijne persoonlijkheid even uitweiden.
8
Marsch zelfst. comp.
patrs.
O O
i C. Comdt.
50
100
50
200 a 300
50