worden afgeleid, dat allereerst moet medegenomen worden
verplegingsmiddelen voor de paarden, doch dat overigens zulks
zich regelt naar de te doorloopen landstreek. Dit lijkt mij eene
lastige kwestie om van te voren uitte maken, wanneer de Comdt
niet goed bekend is met de streek, waarin hij zal moeten ageeren.
Hij zal dan zijn licht moeten opsteken óf bij de Int. óf bij het
Hkw. en het zal de vraag zijn of hij vóór den afmarsch daartoe
in de gelegendheid is en zal het dus noodzakelijk zijn, dat in
de hem te verstrekken opdracht een en ander bekend wordt
gesteld. Wanneer die gegevens niet volledig zijn, zal de Comdt
er allicht toe overgaan, óf meer pakpaarden mede te nemen
dan hij misschien wel noodig heeft, omdat hij de verantwoorde
lijkheid van „te weinig" niet zal durven dragen, óf hij zal er in
het geheel geen medenemen. Het lijkt mij dan ook, dat er op deze
manier niet veel systeem blijft in de organisatie. Wanneer we nu
verder lezen, dat de sterkte van de Legercav. zoodanig is, dat na
enkele dagen met het restant teruggekeerd moet worden, dan
rijst de vraag: is het dan wel noodig om voor die enkele dagen
een organisatie te maken, zooals wordt voorgesteld, waaraan zoo
talrijke bezwaren verbonden zijn en die waarschijnlijk in het geheel
niet tot zijn recht zal komen?
Men denke niet licht over die bezwaren! Want de pakpaarden-
trein, welke naar ik heb hooren verluiden, 80 pakpaarden zal
bevatten, moet reeds in vredestijd georganiseerd en de paarden
geoefend en getraind worden. Wie regelt den dienst der gedeeltelijk
achterblijvende pakpaarden op het etappe-eindpunt? Moet er
niet op minstens 15 °/0 reserve gerekend worden, met het oog op
drukkingen, kreupelheden enz Waar in het garnizoen 10 °/0
normaal is en dit na meerdaagsche oefeningen tijdelijk vaak tot
20°/o oploopt, is dit cijfer van 15 °/0 zeker niet overdreven. Ik
blijf dan ook aanbevelen, hetgeen ik reeds ten vorigen jare aan
de Comm. heb voorgesteld, om de verpleging van ruiter en paard
te laten geschieden door requireering van hetgeen het land oplevert.
In het kort zou ik deze stellingen willen opwerpen:
le. Zoolang geen vijandelijke Cav. zich tusschen de Legercav.
en het etappe-eindpunt bevindt, is opvoer door een B. T. moge
lijk en verdient het aanbeveling dit te doen geschieden door van
een snel vervoermiddel gebruik te maken, waarvoor lichte bak-auto's
en motorrijwielen met zijspanwagens zich het beste leenen en
deze dan ook daarvoor beschikbaar moeten worden gehouden
op het etappe-eindpunt om op het eerste bericht van den Comdt
Legercav. naar het opgegeven punt, of zoo dicht mogelijk daarbij,
te kunnen oprukken.
2e. Indien vijadelijke Cav. zich wél tusschen beiden bevindt, is alle
opvoer van achteren uitgesloten, omdat een opvoerende trein een
welkomen buit zal worden van de overmachtige vijandelijke Cav.
3e. Door het doen volgen van de Legercav. door een gedeeltelijke,
of door den geheelen B. T., uit pakpaarden bestaande, worden de
24