Een en ander kan alleen afdoende gegeven worden door in richtingen, waar alles er op ingericht is om zulks te berekenen zooals Hembrug en Schietschool voor Ned. en de G. S. voor Indig! In Indië maakt men er zich nog al gemakkelijk afhet R. E. Mitr. II zegt op bladz. 5Het ball, vermogen komt overeen met dat van het Geweer M. 95. Volkomen juist is dit echter niet en voor een goed gebruik moet men wel degelijk rekening houden met deze verschillen. In 1919 werd in Holland door de Schietschool met den mitr. proeven genomen, teneinde zijne ballistische eigenschappen beter te leeren kennen en verschillende ballistische gegevens te krijgen Men kwam tot het volgende: le. Als een reeks schoten wordt afgegeven, dan wijken de ko gelbanen onderling af en vormen zij te zamen den mitr.-bundel. De verschillen in ligging van de kogelbanen zijn hoofdzakelijk het gevolg van de trilling van het schietwapen op de affuit; deze trilling blijft vrijwel constant, zoodat de vorm van den bundel voor een bepaalden afstand ongeveer dezelfde zal blijven 2e. De natuurlijke dieptespreiding is zeer groot, de natuur lijke breedtespreiding zeer klein. Evenals bij het geweer ligt een gróót percentage vrij dicht bij elkaar, echter meer gegroepeerd in de diepte. Dit dichte gedeelte, de kern van den bundel, bedraagt 82 °/0 (een verschil dus met het geweer waarvan de kern 50 bedraagt). Bij het vaststellen der schietregels moet met deze Kern rekening gehouden worden. Met het onder vuur nemen van een doel moet er dan ook naar gestreefd worden om dat doel zooveel mogelijk te laten bedekken door de kern van den bundel. Daar met het vergrooten van den afstand de dieptespreiding vermindert, en het bepalen van dien afstand bovendien moei lijker wordt, zal de trefkans kleiner worden en dus grooter zijn, naarmate men zich dichter bij het doel bevindt en de vizierstelling meer overeenstemt met den afstand; ook de grootere bestrekenheid is dan een voordeel. Om hieraan tege moet te komen, moet men maatregelen nemen om de trefkans te vergrooten, zij het dan ook dat de dichtheid van den bundel daardoor verminderd wordt. Een onderverdeeling van het vizier in 50-tallen van M., geeft op de korte afstanden aanleiding tot vergissingen, doch is voor de middelb. en gr. bepaald noodzakelijk. Bij het toenemen van den afstand wordt de nat. diepte spreiding te klein, om de meetfouten goed te maken en zal dit moeten geschieden door de mitrs der sectie (cie) te doen schieten met een verschillend vizier, waardoor de bundels gedeeltelijk over elkander worden gelegd en de diepte-sprei ding der sectie wordt vergroot. Bij de Schwartzlose worden boven 600 M. 2 vizieren ge bruikt, waartusschen de gemeten afstand moet liggen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 2