65 13. ORGAAN N.I. O. V. MEI. W. J. LUCARDIE besluit zijne beschouwingen over de conferentie te Washington. Na uitvoerig de Chineesche quaestie besproken te hebben, volgt een samenvatting van de resultaten. A. Wat betreft de bewapeningen: 1. de vlootovereenkomst; 2. verbod tot verderen bouw en vaststelling van den status quo van versterkingen op de Zuidzee-eilanden3. overeenkomst omtrent het gebruik van vergiftige gassen; 4. vaststelling van de regelen voor het gebruik van onderzeebooten tegenover Koopvaarders. B. Wat betreft de Pacific-Vraagstukken: 5. het viermogend- heden verdrag; 6. de regeling van de Yap-Kwestie. C. Wat betreft China: 7. het negenmogendheden-verdrag; 8 rege ling tot herziening van de Chineesche in- en uitvoerrechten; 9. ge leidelijke opheffing van de buitenlandsche postkantoren in China; 10. overeenkomst om te komen tot afschaffing van de exterritorialiteit in China; 11. de teruggave van Shantoeng aan China en de aankoop door dit rijk van den Shantoeng-.poorweg; 12. overeenkomst be treffende de draadlooze verbindingen; 13. het registreeren van alle Chineesche verdragen; 14. de vorming van een Raad van Beroep voor geschillen voortspruitende uit de „Open deur" politiek; 15. vaststelling van de verplichtingen van de Chineesche Regeering ten aanzien van den Chineeschen Ooster-spoorweg; 16. aanbeveling tot het terug trekken van vreemde troepen uit China; 17. verklaring van Japan betreffende aan te brengen wijzigingen in de bekende 21 eischen; 18- de teruggave van Wei ha Wei, en ten slotte de verklaring van Japan, dat het bereid is zich uit Siberië terug te trekken. Daarna volgt een beschouwing over den uitslag, waarin o. m. gezegd wordt, dat Japan de meeste resultaten verkreeg. „Door de beperking van den Am vlootbouw en het verbod tot versterking van de Philippijnen, Guam en de Alleöeten is de mil. positie van Japan belangrijk verbeterd! Voor een Am. aanval behoeft het niet meer bevreesd te zijn, terwijl het vrijwel onmogelijk is, dat Am in een strijd van de Aziatische vastelands- mogendheid tegen Japan de eerstgenoemde met de wapens ev. zou steunen. Dit zou het alleen kunnen doen, wanneer het gebruik zou kunnen maken van steunpunten in onzen archipel, hetgeen zou leiden tot een conflict met ons, tenzij dit vooraf door een verdrag zou zijn gewaarborgd." O. i. mag wel gezegd worden—gelijk Schr. verderop ook doet—dat door het „zich min of meer terugtrekken van Am. uit den Westelijken Stillen Oceaan" onze veiligheid in Indië er zeker niet grooter op geworden is. Een der aangewezen helpers is ons goeddeels ontvallen en toch wordt de Vlootwet thans minder noodig geacht. Schr. acht het onaannemelijk, dat mettertijd Rusland, Japan in het rus tige bezit van het gewonnene op het Aziatische vasteland zal laten, zoodat de toekomst hier strijd zal geven. „In Am. hoopt men, dat deze nieuwe richting in de Oostersche politiek, Japan's aandacht zoozeer naar die zijde zal trekken, dat het geen gelegenheid meer zal hebben die naar de Stille Zuidzee te richten. De verhouding van Am. tegenover Japan is belangrijk verbeterd en zoowel in Am. als in Eng. werd het verdwijnen van het EngJap. verbond met vreugde begroet. Door de vlootovereenkomst is de kans op eene overvleugeling van de Eng. door de Am. vloot, hetgeen reeds in 1924 een feit zou zijn geworden, onmogelijk geworden. Bovendien ontstond de zoo gewenschte betere verstandhouding

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 67