69
dan voor enkele dagen), vooral niet, als het instituut van kapiteins van
speciale diensten wordt gehandhaafd.
Instemmen kunnen we met de meening, dat de promotiekans (thans een
rad van avontuur voor alle wapens en diensten) tegenwoordig bij de
aanvulling geen groote rol speelt, maar tevens, dat zekerheid na een zeker
aantal jaren kapitein (verder kijken de jongelui en ouders als regel heusch
niet) te zijn, wèl een rol bij de aanvulling zou vervullen.
Dezelfde spreker acht het absurd een officier na 11 jaar nog in een
hoogst ondergeschikte betrekking (luitenant) te laten rondloopen en wil
den norm laag stellen. „Men stelle den norm laag, doch rekene er dan
ook op, een zeer strenge selectie toe te passen en onverbiddelijk iedereen,
zij het tijdelijk, te passeeren, die nog niet de noodige geschiktheid heeft.
Dit heeft tevens het groote voordeel, dat zij, die boven het gemiddelde
peil uitblinken, wat vlugger vooruitkomen dan de middelmatigen, die niet
meer presteeren dan precies noodig is!"
Over het voorstel Geldorp werd door de aanwezigen gestemd, echter
niet in hunne qualiteit van vertegenwoordigen; de uitslag was 40 voorstan
ders op 5 tegenstanders.
D. B.
14. DE N. 1. VERLOFSOFFICIER No. 5.
Vooraan een goed geschreven artikel n. a. van een verzoek om raad van
het tegenwoordige Bestuur der Hoofdafdeeling inzake de te volgen ge
dragslijn als t. g- t. (na de Overgang) wellicht die afdeeling uitsluitend,
of althans hoofdzakelijk, uit niet-actieve res. offn zal bestaan en dus de
niet in werkelijken dienst zijnde leden de leiding ln handen zullen moeten
nemen en behouden.
Schrijver zegt terzake vooreerst: „Een vereemging als de onze kan
maar één doel hebben, en dat is: het voorbereiden van zijn leden in vre
destijd voor de taak, die hen in oorlogstijd wacht. Alle andere doelen en
doeltjes zijn bijzaak. Behooren dat in elk geval te zijn. Zelfs de kwestie
van het behartigen van de belangen der leden tegenover derden, wie dat
ook zijn mogen. Op een zeker oogenblik of gedurende een zekeren tijd
moge een of ander doel eens meer of minder op den voorgrond treden, het
eerst door mij genoemde zal vroeger af later weer naar voren komen en
moeten komen 1
Ook het volgende kan slechts worden beaamd„Bestaat niet de moge-
lijkheid van het organiseeren van cursussen in de voornaamste plaatsen
Kan daarvoor niet de hulp v^n de mil. autoriteiten verkregen worden
Kan Uw orgaan niet meer technisch mil. kwesties behandelen en kunnen
niet lessen u«t den pas achter den rug zijnden oorlog besproken worden
Beschikken we zelf niet over de (pers- of fin.) middelen, om daartoe te
geraken, dan kan overname uit andere tijdschriften al veel in de goede
r ichting doen 1"
Zeer juist is o. i. ook het volgende: „De meeste der hier aanwezig
zijnde reservisten weten van het allereest noodige, om een geschikt aan
voerder te zijn, niets, maar dan ook absoluut niets. Hebt ge er wel eens
aan gedacht, dat de groote meerderheid der reservisten hier geen begrip
heeft van de organisatie van de Indische strijdkrachten, niet de minste idee
van de bijzondere eischen, die het terrein hier aan den aanvoerder zal
stellen?" en „Zullen we hier onze (ook onze) lessen, die de Eur- oorlog
ons nog zal moeten leeren, alleen moeten verwerken gedurende de paar
dagen, dat we per jaar onder de wapenen komen Zullen we tn dien
tijd ook onze nieuwe kennis van de eischen, die de veranderde omstandig-
Vetdruk van ons. D. B.