vuur vaak op heel andere doelen zullen moeten brengen, dan de inf. waar zij dicht bij in stelling staan. De afstandmeting kan nooit zoodanig geschieden, zonder dat daarbij eenige fouten worden gemaakt. Meet men dezelfde afstanden eenige keeren achtereen op, dan krijgt men haast zelden dezelfde uitkomsten terug. Steeds is er eenig verschil. Dit verschil zal grooter worden, naarmate de temperatuur stijgt (warmtetrillingen), de afstand grooter is en naarmate men vaker den afstandmeter bezigt in eenzelfde tijdsverloop (vermoeid raken van de oogen). Von MERKATZ geeft aan, dat met den afstandmeter HAHN, behandeld door een geoefend persoon, nog de volgende meetfouten, zoowel positief als negatief, worden gemaakt: tot 1000 M. 2 3; tot 1500 M. 3 372 en tot 2000 M. 3'/2 5 °/0. Gemiddeld kan dus voor alle afstanden een meetfout in rekening gebracht worden van 3 °/0 in het mindere en 3 °/o in het meerdere. Elke afstandmeter meet dus van elk punt drie afstanden op de gemiddelde afstand daarvan wordt gecorrigeerd met 3 °/0., doch dan heeft men zekerheid, dat het doel zich ook in de opgemeten en gecorrigeerde strook bevindt. R. E.Mitr. 11. blz. 19 Punt 58 zegt: „Het inschieten verraadt de aanwezigheid van mitrs en is daarom niet toelaatbaar: le, wanneer verrassing beoogd wordt; 2e. wanneer het doel in korten tijd een minder kwetsbaren vorm kan aannemen of zich snel aan het vuur kan onttrekken en derhalve van uitwerkingsvuur met minder juiste gegevens grootere uitwerking kan worden verwacht, dan inschieten gevolgd door uitwerkingsvuur op het zich dan in minder kwetsbaren vorm bevindende doel." Waar allerwegen in de moderne legers een zeer groot aantal zware en gew.-mitrs aanwezig is, zal de inf. (ook natuurlijk de andere wapens) er reeds van te voren rekening mede houden, dat, behalve art.-vuur, ook veel mitr.-vuur door de tegenpartij zal afgegeven worden, zoodat de verrassing betrekkelijk zal zijn. Het lijkt mij dan ook geen bezwaar, zooals het S V. Mitr. dit reeds op blz. 64 P. 149 aangeeft, dat op het doel (liefst er vlak vóór) ingeschoten wordt, als de schutter dan ook maar direct over kan gaan tot het geven van uitwerkingsvuur, anders zal hij vaak hiermede te laat komen. Daar echter elk uitwerkingsvuur m. i. in haar beginstadium een soort inschieten, een zoeken naar treffers of aanslagen in, of nabij, het doel zal zijn, zou het inschieten eigenlijk als zoodanig kunnen vervallen Van het waarnemen der aanslagen het volgende: Omtrent de grootte der afwijkingen der aanslagen tot het doel, levert de waarneming slechts in bijzondere gevallen eenige gegevens o.at als het terrein bij het doel goed kan worden ingezien. Is di. Wij vernamen dat zulks inderdaad beter zou zijn dan het regl. aangeeft. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 7