Par 149 „De vuurlagen worden afgegeven op een terreinstrook
in of nabij (liefst vóór) het doel, waarvan verw cht kan worden,
dat aanslagen er op zichtbaar zullen zijn"; hieraan ware toe
te voegen: „Kan het doel zich in dien tusschentijd verplaatsen of
dekken, dan moet de schutter in staat zijn direct na waarneming,
zelfstandig uitwerkingsvuur af te geven."
Bijlage IV Invloed van den wind. „De afwijking van den wind
kan men voor het beoogde doel zonder grove fouten te maken,
aannemen evenredig te zijn met de vierkanten der snelheden".
Deze evenredigheid moet samengesteld worden met behulp
van het Aanhangsel S V. I. Gemakkelijker en vlugger is echter
de berekening, zooals ik hiervoor a ngegeven heb.
B ij 1 a g e VI geeft aan, in welke gevallen de verschillende
vuursoorten kunnen worden toegepast. Er wordt onderscheid
gemaakt tusschen bekende, niet juist bekende en onbekende
afstanden.
Onder „bekende afstanden" wordt verstaan: „Het verschil tus
schen de door meting (schatting) verkregen uitkomst en den
waren afstand kan niet grooter zijn dan de L. s. 50 voor den afstand
en dat is practisch gelijk aan het halve verschil met het naast
hoogere vizier". Hier wordt als vaststaand blijkbaar aangenomen,
dat de ware afstand na meting (schatting) bekend zal zijn; m. i.
zal dit echter in de meeste gevallen niet het geval zijn, doch moet
een correctie toegepast worden, zoodanig, dat de ware afstand
zich moet bevinden in een strook door die correctie aangegeven.
Werd bijv. de afstand opgemeten 810, M., dan kan de ware
afstand 825 M., doch ook 795 M. zijn, daar de door de afstand
meting gemaakte fout zoowel positief als negatief kan zijn. Wil
men dus zekerheid hebben, dat het doel getroffen wordt, dan moet
dus hier onder vuur genomen worden de strook tusschen 795 M.
en 825 M., dat is een diepte van 30 M.
Op 810 M. is de L. s. 50 17,2 M. en dat is niet voldoende, om
bovengenoemde strook geheel onder vuur te nemen. Als correctie
op de afstand-meting is hier een fout in rekening gebracht van
nog geen 2
Waar de Bijlage VI voorschrijft, dat „Puntvuur", „Breedstrooien"
en „Strooivuur" alleen op „Bekende afstanden" mag afgegeven
worden, zal men deze vuursoorten dus practisch boven den afstand
van 750 M. niet meer kunnen toepassen.
Onder „Niet juist bekenden afstand" wordt in het S. V. Mitr.
verstaan
Het verschil tusschen de door meting (schatting) verkregen
uitkomst is niet grooter dan het voor het vuur beschikbare aantal
mitrs X de L. s. 50 voor den afstand.
Op een breed ondiep doel mag gevuurd worden op „niet juist
bekenden afstand", door toepassing van „Breedstrooien met meer
dere vizieren". 'i
26