De hier bedoelde gevechtsvliegtuigen hebben in het algemeen tot taak: het ingrijpen in het gevecht en het toebrengen van schade aan materieel en personeel in de, achter de gevechts fronten gelegen, zones in het achterland. De vliegtuigen voor deze doeleinden gebezigd zijn als regel te onderscheiden in die, welke uitgerust zijn voor het medevoeren van een groot aantal bommen (bommenwerpers) en die welke bewapend zijn met één of meer mitrs als strijdwapen (inf. ge vechtsvliegtuigen). De strijd met bommen (w. o. gasprojectielen) uit bommenwei- pers-vliegtuigen, (welke strijd in 1918 op den voorgrond is ge treden), heeft dezelfde bedoelingen en uitwerking als de strijd met mitrs tegen aarddoelen. Zij wordt gevoerd tegen doelen buiten art.-bereik met het doel, den vijand in het algemeen schade toe te brengen, aanvals- en verdedigingsvoorbereidingen methodisch te vernielen, te vertragen of te verlammen en de gevechtsleiding te bemoeilijken. De hiervoor in aanmerking komende doelen zijn: I. vestingen, fabrieken, uitladingsstations, verplegings- en munitiedepots, pionierparken, vliegterreinen, industriecentra enz., waartegen de aanvallen bij voorkeur bij duisternis worden uit gevoerd, daar deze een dalen tot geringe hoogte mogelijk maakt. II. troepenverzamelingen in kampementen, kantonnementen, bi- vaks, loopgraven, voor den aanval gereed gestelde troepen, com mandoposten, batterijopstellingen enz., waartegen de dag-bommen werpers hunne aanvallen richten. Waar het gebruik van het vizier voor het werpen der bommen, uit vliegtuigen, met groote snelheid zich voortbewegende, voor namelijk beneden de 1000 M hoogte, wegens het snel wegglijden van den bodem, zeer bezwaarlijk is," zijn bomaanvallen OVER DAG, zeldzame gevallen uitgezonderd, als regel te verwachten uit vliegtuigen boven de 1500 M. hoogte (normaal 1500 a 2000 M en zijn deze dientengevolge buiten bereik van zelfs de zwaarste mitrdie alleen tot 1000 a 1200 M. met kans op succes tegen luchtdoelen te gebruiken zijn. De rechtstreeksche bestrijding van deze soort vliegtuigen ligt dus buiten het vermogen der inf. en mitrs. Deze moeten zich noodgedrongen beperken tot: a. Een passieve direkte bescherming van zich zeiven, die te zoeken is in dekking (bomvrije onderkomens in loopgraven, steden en dorpen), in maskeering, in het maken van nachtmarschen en in camouflage, bestaande in het nabootsen, dan wel wegdoezelen van terreindeelen of terreinvoorwerpen welke men wil toonen, of onttrekken, aan vliegerwaarneming. b. Een indirekte beveiliging door een uitgebreide, centraal te regelen luchtwacht- en berichtendienst, verbonden aan maatregelen, die ten doel hebben, de oriënteering dezer 51

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 51