65 bespreekt Schr. de tactische eigenschappen der verschillende geschutsoorten, waarbij hij o. a. ook in beschouwing neemt „1' art. portée" n. 1. veldgeschut op auto's vervoerd, past deze beginselen toe op de Aed. toestanden, waarbij wordt opgemerkt, dat het Ned. veldgeschut mank gaat aan het groote euvel van een te korte dracht (7 K.M. tegen 9 a 10 bij modern veldgeschut), terwijl daaraan wordt toegevoegd„Er zullen dus ernstige proeven moe ten genomen worden om te trachten tot een drachtsverlenging te komen". Voor de Ind. toestanden is dit eveneens noodig, mits daarmede niet ge paard gaat een vermeerdering van deze geschutsoort. T. a. v. de plaats der art. wordt vermeld, dat het bij den aanval noodig is de art. zoover mogelijk naar voren te plaatsen bij de verd. echter, rekening houdende met de dracht, moet zij in de diepte zijn geécheloneerd en moet het zwaartepunt meer gelegd worden bij de bestrijking van het terrein onmiddellijk vóór de gekozen stelling" d. w. z. bij een beslissend gev. (wordt vervolgd). Uit het vervolg van „Het alg. gev. voorschrift" thans behandelende den bew. oorlog, zij aangehaald„Alleen de bew. oorlog kan de beslissing brengen, mitsdien moet alles worden aangewend om het verstarren der fronten te voorkomen. Schr. voegt hieraan toe„Dit mocht werkelijk wel eens gezegd worden, want terwijl vroeger men ten onzent veelal zijn licht opstak bij het D leger, is het tegenwoordig gebruik de Fr. denk beelden als de alleen juiste te beschouwen en daardoor verdrinkt men met de Fr. raadslieden in den stellingoorlog. En laten wij toch altijd goed bedenken, dat voor ons de oorlog moet e n zal beginnen met den bew. oorlog en eindigen zal met dienzelfden bew. oorlog ofmet onzen ondergan g." Een nieuw begrip is de „algemeene voorhoede", een det. uit alle wapens bestaande welk het beveiligende scherm vormt door het uitschuiven van evenwijdig aan elkaar marcheerende kleine detachementen, waar achter de rest als gros volgt. Zij werpt de vijandelijke vooruitgeschoven elementen terug om het juiste beloop van de stelling vast te stellen. „In hoog terrein zouden die verspreide onderdeelen vrij gemak kei ij k geslagen kunnen worden en dus hun taak niet kunnen volbrenge n". N. o. m. ook in bedekt terrein. De verkennende taak van de voorhoede blijft bestaande voorhoede drukt 's vijands voorverdediging weg, zoodat de werkelijke stelling kan worden bepaald. Meer zal men van dat verk gevecht niet mogen verwachten. De voor- hoede-art. mag niet schromen vroegtijdig in stelling te komen. De frontaanval zal z. v. m. worden vermeden. Schr. wenscht hieraan toegevoegd te zien, dat in sommige gevallen een krachtige frontaanval moet geschieden b. v. bij het overhoop loopen van vijandelijke achterhoedes. Bij de omvatting, wordt de verbinding tusschen front- en omvattende groep bewerkstelligd door een verbindingsdet. Uitdrukkelijk is aangegeven dat de frontgroep moet aanvallen. De A. B. neemt niet het bevel van één der beide groepen op zich en moet dus een alg. reserve tot zijn beschikking houden. Moge dit bij sterke legers wellicht gewenscht zijn, voor het Ind. leger hoort n.o. m. de A.B. hetbevel over de beslissende groep op zich te nemen, bij een gevecht van afdeelingen tot en met de sterkte van 1 Brigade (Div.). De art. wordt in dier voege geplaatst dat het grootste deel achter den binnenvleugel van de frontgroep staat. T. a. v. de verd. is bepaald: „Iedere Comdt, aan wien de verdediging van een bepaald stellinggedeelte is toevertrouwd, zal die verd. moeten voeren tot de laatste patroon en tot den laatsten man". Van een elastische verd. is dus geen sprake. De stelling bestaat uit een zóne van kleine steunpunten, onregelmatig verdeeld met hoogstens 150 M. onderlinge afstanden en tusschenruimten, terwijl de sectiën, die door de compn in reserve geplaatst worden, zich in een soortgelijke zóne

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 65