maar 10 dieptelijnen leggen. Hij moet dan tevens de mitr. over
een doelbreedte van 10 M. telkens over de glijbaan verplaatsen.
In elke dieptelijn legt de schutter in 2 sec. 18 kogels, waarvan
1 het doel zal snijden. Totaal snijden dus 10 kogels op 100 M.
breedte het doel. De tusschenruimten worden dan niet bevuurd.
Moet de doelbreedte van 150 M onder vuur genomen worden
in 25 sec. dan moeten de dieptelijnen doorloopen worden tus-
schen 1400 en 1500 M. Wordt deze dieptelijn in 3 sec. door
loopen, dan zullen in 25 sec op een doelbreedte van 75 M.
niet meer dan 7 dieptelijnen gelegd kunnen worden. In elke
dieptelijn 27 kogels, terwijl 7 kogels het doel zullen snijden.
Wordt echter niet langzaam in de diepte gestrooid doch rekening
gehouden met de bestrekenheid van den kogel op een bepaalden
afstand, dan heeft de schutter voor het laatste geval hierboven ge
noemd ongeveer voor elke dieptelijn 8 kogels noodig en kan dus
naar verhouding veel meer dieptelijnen leggen op dezelfde breedte
Zoodra vuuruitwerking wordt waargenomen, moet de diepte
spreiding tot een minimum beperkt worden.
Bespreking van het S. V. Mitr., voor zoover dit van toepassing
is, op het reeds hiervoor besprokene.
Op b 1. 5 Hoofdstuk I B ware toe te voegen:
10e. Bij vuurpauzen richting controleeren, loop en.slotdeelen
invetten en olie-reservoir en watermantel bijvullen.
11e. Het wapen snel en juist te leeren vastschieten.
Als opmerking: Stukscomdt is waarnemer en vuurleider, doch
geen schutter.
BI. 7. „Bij het schoolschieten wordt den man gelegenheid
gegeven de verkregen vaardigheid aan de uitkomsten te toetsen
en zijn wapen te leeren kennen enz."
Aanbeveling verdient, dat de Schoolschiet-oefeningen geschoten
worden op een afstand van 25 a 30 pas van de schijf. De
voordeelen hiervan zijn o. m.
le. Vlotter verloop van het onderwijs, bediening schijf, dicht
plakken enz.
2e. Gemakkelijk kunnen 50 patronen bij breedstrooien in een
Mitr. schijf no. 1 geschoten worden, zoodat schijven van 12 M.
breedte niet behoeven gebruikt te worden.
3e. Schutter kan precies zien, wat hij geschoten heeft, zonder
dat dit storend zal werken op een vlot verloop van de oefening.
4e. Door verschillende schutters op de schijf bij breedstrooien
onder elkaar en bij diepstrooien naast elkaar te laten vuren,
kunnen de manschappen de serie's vergelijken en kan de onder
wijzer hierbij de fouten bespreken.
5e. Controle door den onderwijzer wordt eenvoudiger.
6e. Geen buitengewone veiligheidsmaatregelen zijn noodig.
Op BI. 12. Aangeven, hoe de handvatten moeten vastge
houden worden.
24