61 B. bepleit in „Recruten-opleiding" een betere regeling van de uren, waarop schoolonderricht wordt gegeven en wil dit naar de middaguren verplaatsen. Schrijver zegt o. m.: „Waar, door deze schoolopleiding de opleidingstermijn voor de recruten, noodgedwongen 6 maanden duurt, waarvan ongeveer 3 maanden 4e periode heb ik dus ongeveer negen dagen beschikbaar voor pionieren, marsch- oefeningen, velddienstoefeningen en oefeningen in het toegepast afstan den schatten. Deze tijd is dus zelfs bij combinatie van eenige oefeningen op een dag, wel wat erg kort." We vragen ons af: Waarom heeft men toch zoo'n haast met die af richting? Het zijn toch geen voor de burgermaatschappij haast onontbeer lijke miliciens? Wat komt het er toch op aan, of de opleiding van een vrijwilliger wat langer duurt? Hij behoort bij het Depót in de puntjes te worden afgericht, de tijd, die dat vordert, is bijzaak en elk gejacht uit den booze. Wat men eenmaal deugdelijk heeft geleerd, vergeet men niet meer, zelfs niet bij den troep of daarbuiten. We noemen vervolgens een uit het Bat. Nieuwsblad overgenomen artikel „Leger, Politie en Bezuiniging", waarin aangedrongen wordt op bezuini ging op de Gewapende en Veldpolitie, aangezien de taak van deze beide soorten politieke politie eigenlijk de taak van het Koloniale Leger is. Die taak der Gew Politie is als volgt omschreven: a. het verzekeren van de binnenlandsche rust, orde en veiligheid; b. de handhaving van het gezag in tijden van beroering totdat het leger die taak zoonoodig kan overnemen; c het vestigen van geregelde toestanden in de nog slechts kort geleden onder ons daadwerkelijk gezag gebrachte streken, door het geven van steun aan het gezag, het afdwingen, waar noodig, van gehoorzaamheid aan ge geven bevelen, het beschermen van de goedgezinde bevolking tegen kwade elementen en dergelijke. Het in de Volksraad geopperde denkbeeld om door een commissie te laten uitmaken of de Gewapende Politie geheel of ten deele kan verdwijnen, (zonder dat nog grooter deel der Inf. naar de Buitenbezittingen verhuist D. B.) lijkt ons alleszins aanbevelenswaard Eene nauwgezette studie van de geschiedenis van het ontstaan en nauwkeurige kennis van het werk, dat die Polite op de Buitenbezittingen verricht zijn daarbij noodig. Vast staat o. i. wel, dat indertijd een principiëele fout is begaan door de Gew. Politie niet nauw te binden aan het lichaam, dat vóór haar bestaan, en ook thans nog, met dezelfde taak belast was (is). De Schrijver in het Bat. Nieuwsblad zegt toch volkomen terecht naar aanleiding van de voren opgesomde taak: „Wel, indien het er om ging, de taak van het poliiieleger, of m.a. w. de staatkundig politioneele taak van het N. 1. leger te omschrijven, zou men het niet beter en vollediger hebben kunnen doen dan in het hierboven aangehaalde is geschied." Een feit is verder, dat de indienststelling in de Buitengewesten van Gew. Politie weinig of geen vermindering van de mil. bezetting heeft ten ge volge gehad. Of zulks echter niet mogelijk zou zijn, ware mede door bovengenoemde commissie na te gaan, waarbij echter niet vergeten mag worden, dat door de reusachtige ontwikkeling van de Buitengewesten, speciaal S. O. K., de totaal benoodigde politieke politie heel wat grooter is dan vroeger, kort na de pacificatie. Waar Schr. het bestaan van Veldpolitie als politieke politie op Java bestrijdt, staan we geheel en al aan zijn zijde. L)e op Java aanwezige troepen zijn meer dan voldoende om elk namaak politieleger daar te kun nen missen. Behartigenswaard is ook het volgende: „Het loffelijk en trouwens plichtmatig streven om het Java-leger in allen deele voor te bereiden op zijn tweede taak, de bestrijding van den B. V.,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 61