middelen en moet de volle krachtsontplooiing in de gekozen rich
ting, tot bereiken van het eigen 'oogmerk, toelaten onder daarvoor
goede omstandigheden, terwijl tevens rekening wordt gehouden
met mogelijke onvoorziene omstandigheden. De waardeering van
het terrein speelt hierbij natuurlijk een zeer belangrijke rol. En dan
blijkt de waarde van de oplossing vooral hieruit of zij inderdaad
een innige overtuiging van den comdt vormt; want een vaste
overtuiging wekt kracht en deze plant zich voort bij de onder
geschikten en daardoor juist zullen de kansen op het welslagen
vermeerderen. Daardoor spannen de ondergeschikten zich ook in
de aangegeven richting in, oefenen zij daarin kracht uit en hebben
daardoor meer kans de energie van de tegenpartij te onderdrukken.
Gebrek aan vaste overtuiging leidt tot besluiteloosheid, dus tot
het niet ten volle ontplooien van de eigen krachten.
Bij de vredesoefeningen, zoo in het terrein als op de kaart, houde
de leider (ook de scheidsrechter) bij het nemen van een beslissing
hiermede vooral rekening.
Dit is geen pleidooi voor een offensief a outrance. In de gegeven
omstandigheden lijkt mij echter het besluit van den comdt van het
9e korps alleszins gerechtvaardigd. Tegenover een energieken
vijand zou hij zeker niet het succes hebben verkregen als thans
door de Fr. werd behaald.
Verschillende bekende omstandigheden zullen een offensief
meermalen niet raadzaam doen schijnen. Maar ook in de verdedi
ging blijkt vastheid van wil door het hardnekkig vasthouden der
eenmaal ingenomen stellingen, niet alleen door het voeren van een
krachtig vuurgevecht, maar ook, zoo niet meer, door actieve ver
dediging, tegenstooten en tegenaanvallen, zooals de Fr. bij de
verdediging van Dominery b. v. met succes verrichtten. En deze
energie kan evenzeer impressionneeren. Leerrijke voorbeelden
biedt deze oorlog te over, zooals b. v. de gevechten bij de moeras
sen van St. Gond in Sept. en later de gevechten bij den Yser, enz.
Maar ik wil er op wijzen, dat het moreel het is, die op het
gevechtsveld de voornaamste factor is, en dat hoog en laag er van
doordrongen moet zijn, dat het gevecht niet anders is dan een
pogen om den tegengestelden wil te verlammen; dat daarvan in de
eerste plaats het succes afhankelijk is; dat dus ieder in dien zin
moet handelen en volhouden. De hoogere aanvoerders moeten er
van doordrongen zijn, dat hun moreel dat der minderen beïn
vloedt, dat hun kracht de ondergeschikten electriseert, hun
besluiteloosheid dezen verlamt.
Bijzonder mooi uit dit oogpunt is de verdediging van Frankrijk
in 1814 en de veldtocht in 1815; de krijgsgebeurtenissen in die
jaren zijn de bestudeering overwaard.
Alvorens verder te gaan moet worden vermeld, dat de 17e div.
den geheelen dag werkeloos is gebleven, omdat de comdt van het
13