6. DE ZWEEDSCHE GYMNASTIEK')- door w. K. BOOGH. iüEr. Het zij mij vergund naar aanleiding van de verschenen mede- deelingen over de Zweedsche Gymnastiek in het I. M. T. van Dec. en Febr. 1.1. het volgende onder de aandacht te brengen: Wanneer men beide artikels doorleest valt het direct op, dat als hoofddoel werd gesteld: vluchtige opleiding tot instruc teur bij de „Zweedsche" van zoo groot mogelijk aantal kaderleden in zoo kort mogelijken tijd. Hoewel voorloopig zeer weinig voldoend opgeleid personeel aanwezig is, zoo mag men toch niet te veel de hand lichten met het „aanmaken" van instructeurs. We moeten wel bedenken, dat met de hoedanigheid van den instructeur, de Zweedsche les valt of staat. Het onderricht geven is toch zeker een van de belang rijkste zaken, m. a. w. het met de les beoogde nut hangt af van de geschiktheid van de persoon, die de les laat uitvoeren. Slechts een goed onderwijzer is in staat de juiste uitvoering der bewegin gen, waar het op aankomt, te verkrijgen en de ambitie bij de les wakker te houden, toch ongetwijfeld ook een voornaam punt bij het lesgeven! Één goed gegeven les is meer waard dat tien, waarvan de uit voering te wenschen over laat. Niets is van grooter invloed op de stemming in de klasse, als het voorbeeld, dat de onderwijzer zijn menschen kan geven, zoowel in het juist voordoen der bewegingen en in het opmerken van fouten, als in het op de juiste manier verbeteren van deze fouten immers de onderwijzer is meer helper, dan commandant. Laten we onze kracht niet zoeken in de hoeveelheid der lessen maar in de hoedanigheid daarvan. Ter bereiking van bovenge stelde eischen is noodig een juiste voorbereiding, n. 1. voldoende vaardigheid in het uitvoeren der Zweedsche bewegingen, behoor- ijk begrip hebben van het doel, nut en tot standkomen daarvan, terwijl tenslotte slechts de noodige routine den juisten opmerker maakt. We moeten hieruit besluiten, dat het niet zoo eenvoudig is om goed onderlegde onderwijzers op te leiden, vooral voorloopig nu de beschikoare onderwijskrachten zoo weinig in aantal zijn, doch laat ons zoo mogelijk lapmiddelen vermijden! In de eerste plaats is noodig, dat de opleiding voor een geheel Baton wordt te samengetrokken. Er is tegenwoordig bij elk Korps wel een officier aanwezig ter zake kundig (opgeleid in Utrecht of elders), aan wien de leiding der Zweedsche gymnastiek kan wor den toevertrouwd. Tevens heeft zulk een concentratie het groote voordeel, dat de hoog noodige toestellen voor gezamenlijke reke ning der compn kunnen worden aangeschaft. Ter publ. ontv. 24—4'22. Red. I. M. T. 3Q

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 30