53 Onze Ministers van Koloniën en van Oorlog zijn, ieder voor zooveel hem aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit. HET LOO„ den 11 den Mei 1922. De Minister van Koloniën (get.) DE GRAAF De Minister van Oorlog (get.) VAN DIJK (get.) WILHELMINA Voor eensluidend afschrift De Secretaris-Generaal bij het Departement van Koloniën (w. g.) KOSTER Voor eensluidend afschrift: De Gouvernements-Secretaris, (w. g.) WESTEROUWEN van MEETEREN 12. ORGAAN N. I. O. V. JULI door D.B. Het Hoofdbestuur opent de rij met een kort opstel, getiteld„Sluit de gelederen", daarin den niet-leden opwekkend om lid der Vereeniging te worden, nu het officierskorps op zoo onverdiende wijze ook in de pers, maar speciaal door de Vereeniging van Ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur werd aangevallen en dus aaneensluiting van allen uitermate gewensclit is om zoo krachtig mogelijk gezamenlijk daartegen front te kunnen maken. Nog een andere reden die zeker zeer belangrijk moet worden geacht D. B. is er volgens het Hoofdbestuur om toe te treden en dat is de groote mate van zekerheid, dat binnen korten tijd het „georganiseerd overleg" zal worden ingevoerd, de Regeering dus het idee „Vereeniging" ten volle aanvaardt, niet slechts formeel, maar de facto, erkent. Het H.B. zegt terzake: „Te meer nu de vereenigingsgedachte ook van het leger hare tastbare sanctie heeft gevonden in de toezegging der Regeering tot invoering van het georganiseerd overleg, waardoor de N. I. O. V. eerlang een werkzaam aandeel zal krijgen in den verderen uitbouw onzer rechtspositie. Want dit overleg zal op practische gronden moeten plaats hebben met de vertegenwoordigers der mil. vereenigingen, omdat vertegenwoordiging van niet aangeslotenen niet mogelijk zal zijn, wijl zij het orgaan missen om hun stem te doen hooren. Dit moge een reden te meer zijn om thans toetetreden tot onze Ver eeniging, niet alleen omdat het zinloos zijn zou om vrijwillig afstand te doen van het door de Regeering in te stellen recht om medetewerken aan de rechtsvorming, maar omdat het ieders plicht is naar beste krachten medetewerken aan het groote doel de bevordering van de materieële en moreele belangen van het officierskorps." Het conflict met de B. B. ambtenaren wordt betreurd; ongetwijfeld ligt de schuld bij de bovengenoemde Vereeniging. We lezen„Het gebeurde heeft op onverwachte wijze de aandacht ge vestigd op een factor, waarmede onze Vereeniging tot dusverre, uit een 1 wellicht misplaatst gevoel van ridderlijkheid, bij haar streven tot bevor dering van de zedelijke en materiëele belangen van het officierskorps te weinig rekening hield, n. 1. het gevaar van openlijke en heimelijke tegen werking van buiten." Ter sprake wordt o. m. nog gebracht het aanbod om van den duurtetoeslag afstand te doen, mits dit voor alle ambtenaren zou gelden. O. i. was dit— ongetwijfeld bewijs van loyaliteit leverende (is het als zoodanig ook ge waardeerd?) - aanbod een politieke fout, terwijl tegen het aanbod verder nog bedenking kan worden aangevoerd, waar toch nog altijd 25 van het officierskorps geen lid der Vereeniging is. In een kort art. geeft de Heer Bannink een revisie van het Weermachts- vraagstuk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 53