worden verwacht, dat ik gedetailleerd op die beschouwingen zal ingaan.
Ik zal me dan ook bepalen tot de bespreking van enkele punten, en wel
speciaal die waarvan ik moet aannemen dat de basis waarop zijn be
schouwingen berusten, minder juist is.
Zoo bespreekt de heer Salim de aanwezigheid van een officierskaste,
waarin een voortdurende propoganda voor den oorlog wordt gezien, en
wel omdat, als ik den spreker goed begreep, elk officier, of liever gezegd
elk militair, naar een oorlog moet verlangen om bevrediging te vinden in
zijn bestaan.
Mijnheer de Voorzitter, deze meening van den heer Salim kan niet juist
zijn. Evenmin als een heemhond wordt aangeschaft om argelooze voorbij
gangers aan te vallen, heeft een staat die geen agressieve politiek voert
een leger noodig om oorlog te zoeken, naar oorlog te streven.
Hij die wel eens het oorlogsterrein betrad, daarvan hoorde of las, en
uit den aard der zaak heeft de krijgsvoering de bijzondere belangstelling,
van den militair, kan onmogelijk willens en wetens op een oorlog aan
sturen In dien geest werd en wordt nimmer een Nederlandsch militair
opgevoed, onze Volksraad staat trouwens borg dat een dergelijk kwaad
geen wortel zou kunnen schieten. Op grond nu van deze verkeerde op
vatting besluit de heer Salim tot de aanwezigheid van een officierskaste,
van een kaste met andere woorden van personen wier idealen gaan in de
richting van een oorlog. Zoo'n kaste bestaat niet, Mijnheer de Voorzitter.
Ik zou den heer Salim willen verzoeken de militaire kaste een plaatsje te
geven in zijn sprookjesalbum. De vraag rijst of de heer Salim niet op een
dwaalspoor is geleid door een wellicht ook voor buitenstaanders bij mi
litairen waarneembaar gevoel van saamhoorlgheid, dat gegrond is op het
besef, dat zij in tijden van gevaar onvoorwaardelijk op elkaar zijn aange
wezen en op elkaar moeten kunnen rekenen."
Ter aanvulling nog het volgende: „No soldier who has had experience of
war can be a militarist; he would rather go to any length to avoid war
and bloodshed and to assist in establishing stable, equitable and peaceful
government. The idea that the professional soldier, whose business is to
conduct military operations, desires war, is as absurd as to suppose that
the doctor whose business is to heal the sick desires disease.
Defence of the Br. Empire, The army Quarterly, ]an, 21
Uit het artikel: „Weduwen- en Weezenfonds" zien we, dat we weer voor
een goed aantal jaren aan een o. i, verkeerde regeling van deze materie
vastzitten, 't Is een hutspot van kameraadschap, gestorte bedragen en
rangen van de weduwen pardon, van de gewezen echtgenooten Ce se
ra a refaire, meer willen we er thans niet van zeggen.
Uit het Vereenigingsnieuws vestigen we de aandacht op de gehouden
stemmingen over het voorstel Geldorp en speciaal op de beschouwingen van
de Afd. VergaderingWeltevreden over dit onderwerp, en halen daaruit
het volgende aan:
lste. Spr. (de hr van Es) ziet meer heil in een breken met het veel gehul
digde „kassian systeem" bij bevordering en zou wenschen, dat de N. I. O. V.
bij het Legerbestuur daarop aandrong.
Bij dit laatste sluiten wij ons van ganscher harte aan. Nogeens het roer
worde gewend, voor het te Iaat is;
2de De voorzitter is het volkomen met den hr Alberda eens, dat de
ongelijke werking der pensioenreglementen en het woningtarief zeer onbil
lijk zijn. Z. i. zouden deze op den diensttijd gebaseerd moeten zijn.
Ten slotte zij nog vermeld, dat de aflevering een relaas geeft van de
onthulling van het borstbeeld van wijlen kapitein Darlang op het kerkhof
te Petjoet, een opstel over de nieuwe Duurtetoeslagregeling, een vergelij
kend Overzicht van de Bezoldigingen van eenige groepen van Landsdie
naren gedurende de eerste 20 jaren en het Huishoudelijk Reglement van de
Hulpbank der N. 1.0. V.
58