Waar voor inlanders wel altijd rijst het hoofdvoedingsmiddel is,
zal dus de graad, waarin die rijst is gesiepen, van buitengewoon
belang zijn voor de vraag of beri-beri-gevaar dreigt of niet.
Iemand, die slechts kampongrijst eet rijst, die in de kampong
door tombokken wordt ontbolsterd en daarbij slechts weinig wordt
afgeslepen door de langs elkaar schurende korrels) zal geen ge
vaar loopen beri-beri te krijgen. Het eten van de nagenoeg geheel
afgeslepen rijstsoorten der groote machinale rijstslijperijen (pelle
rijen) daarentegen is gevaarlijk, indien niet op andere wijze het
vitaminen-tekort wordt aangevuld. Het spreekt van zelf, dat
tusschen deze twee uitersten verschillende meer en minder goede
(minder of meer geslepen) soorten bekend zijn, soorten dus die
op zich zelf nog net voldoende of net niet meer voldoende kunnen
zijn (le slijpsel, 2e slijpsel enz. der fabrieken). Reeds hier moge
erop gewezen worden, dat ook deze soorten gevaarlijk kunnen
zijn, omdat met sterk wasschen, of met verhitten op te hooge
temperatuur een groot deel der vitaminen kan verdwijnen, zoodat
dus de „beras" uit het magazijn met nog net voldoend vitaminen-
gehalte, door ondoelmatige bewerking in de eetketeltjes komt als
„nassi" met onvoldoende beri-beri-werende kracht.
Principiëel kan men dus twee wegen inslaan wanneer men beri-
beri wil voorkomen: óf men kan daartoe rijst geven, die in gekook-
ten toestand op zich zelf voldoende vitaminen bevat (dus rijst, die
weinig geslepen is, waaraan nog veel zilvervlies is blijven zitten,
wat wij dus noemen „zilvervlieshoudende rijst" of kortweg „zilver
vliesrijst") óf men kan verder afgeslepen rijst geven en vult dan
het tekort aan vitaminen aan met vitaminenrijke bijspijzen.
Het spreekt wel van zelf, dat de eerste methode in principe ver
reweg de voorkeur verdient, omdat we op die wijze zekerheid
hebben, dat met eiken hap rijst een voldoende hoeveelheid vita
minen mee naar binnen gaat en we dus geen tekort hoeven te
vreezen, iets waarvan we nooit zeker kunnen zijn, wanneer we het
hoofdvoedingsmiddel laten eten met een erkend deficit en dan er
naast geven een aanvullend voedsel in de hoop, dat de menschen
daarvan voldoende hoeveelheid zullen eten.
Zoo is dan ook in 1912 het Legerbestuur overgegaan tot dit
principe: aan alle menages in het leger werd slechts zilvervliesrijst
verstrekt. En ziet, wat te verwachten was gebeurde: de beri-beri
werd in het leger practisch gesproken niet meer gezien.
Met toestemming van den Inspecteur M. G. D. kan ik hier doen
reproduceeren de grafiek, die verleden jaar op het D. v. O. VI.
werd samengesteld omtrent het voorkomen van deze ziekte in het
leger gedurende de jaren 1908j 1921 i). Ze toont zeer duidelijk hoe
Dergelijke grafieken werden op de Vle afdeeling samengesteld voor
alle belangrijke ziekten, die zich in het leger hebben voorgedaan. De
bezuiniging moest van publiceering der curven doen afzien. Wie belang
19