(nangka enz.) en daarnaast 2e versche groenten (soepgroenten, kool, uien enz.), boontjes (ook peultjes, katjang pandjang enz.) en erwten (waaronder ook bruine boonen, katjang idjoe, taugeh). Waar per gewichtseenheid in deze tweede groep zeker meer vita minen te verwachten zijn dan in de eerste, gaf ik de eerste groep, door niet te arceeren een minder in het oog springende voor stelling. Eenigszins zat ik te houden waar de versche vruchten te plaatsen en welke eenheid aan te nemen voor één pisang een eenheid, die toch eenigermate overeenkomstig de werkelijkheid zich moest verhouden tot de eenheid der andere ingrediënten. Ten slotte koos ik als eenheid voor één pisang per man en per dag 50 maal de grameenheid, omdat een middelgroote pisang zonder schil circa 50 gram bleek te wegen. Nog lastiger was het bij „andere versche vruchten". Zeer wille keurig heb ik voor „eiken dag versche vruchten" dezelfde eenheid aangenomen als voor eiken dag pisang, dus 100 maal de grameen heid, want pisang wordt steeds twee per portie verstrekt. Ter vergelijking plaatste ik in dezelfde grafiek de bijvoeding der inlandsche' patiënten in de militaire hospitalen (tarief 40), bestaande uit twee ons bijspijzen (waarvan circa 60 gram kruiden en 140 gram groenten, boontjes enz.) en twee pisangs per dag. Echter moet hier dan bij vermeld worden, dat deze patiënten per dag 550 gram rijst krijgen, terwijl Inlanders bij het Bataljon 650 gram competeeren. Naarmate meer rijst wordt ge geten, zijn meer vitaminen noodig. Bestudeeren wij nu deze grafiek, dan blijkt dat de menages B en E er het slechtst aan toe waren uit vitaminen-oogpunt (vóór 1 Juni). Zou ik de volgorde van minst goede tot beste moeten geven, dan zou dit worden: het slechtste B, daarna E, dan A en D en het best C en F. En ziet, het grootste aantal beri-beri-gevallen werd bij onder zoek gevonden bij onderdeel B, daarna bij E, slechts enkele geval len bij A en D,.terwijl bij C en F geen enkel geval voorkwam. Er bestaat dus inderdaad ook hier een omgekeerde evenredigheid tusschen aantal beri-beri-gevallen en rijkdom aan vitaminen. De rijst van al deze onderdeelen kwam uit éénzelfde magazijn, was éénzelfde soort, al is het natuurlijk mogelijk, dat bij de eene menage deze rijst anders werd behandeld dan bij de andere en dus per saldo bij de eene compagnie betere „nassi" werd verstrekt dan bij de andere. Echter was deze rijst zoo sterk afgeslepen, dat heusch met wasschen, koken etc. niet veel eraan te bederven viel. De oorzaak voor het optreden van beri-beri in deze garnizoenen, kan men dus zoeken in de b ij v o e d i n g, die blijkbaar bij B en E onvoldoende was, maar zit toch feitelijk primair in de te ver afgeslepen rijst. Waar B en E vele gevallen, A en D slechts een enkel geval van beri-beri leverden, meen ik uit de grafiek te mogen afleiden, dat 22

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 22