De compagnie zou in dit geval kunnen tellen 3 sectiën elk van 18
geweermitrailleur-manschappen en 33 geweerdragenden, benevens 1
commandogroep van bijv. 8 inan (ordonnansen en seiners, even
eens met geweer). Alzoo totaal: 54 geweermitraillisten (w. o. 36
karabijndragenden) en 107 geweerdragenden.
Is deze samenstelling practisch uitvoer
baar in verband met den aanleg, in 't bij-
zonder voor wat betreft hetnie t-É uropeesch
personeel, om geweer mitrs te bedienen? Ge-
weermitrs zijn slechts van waarde in handen van goede schutters.
Voert men het aantal geweermitrs op, zonder rekening te houden
met den aanleg van het personeel, dan loopt men gevaar slechts
m u n i t i e-v e r s p i 11 i n g in de hand te werken. Men kan
spreken van een kritisch getal. Overschrijdt men dat, dan wordt
geen verhooging van vuurkracht meer verkregen, doch slechts
meer munitie noodeloos verschoten. De ervaring wijst erop, dat
lang niet iedereen tot een behoorlijk geweerschutter is op te
leiden Uit officiëele gegevens leidde ik af. dat in de jaren
1915, 1916 en 1917 van alle infanteristen (kader inbegrepen)
slechts 22 van de karabijn- en slechts 14 van de geweer
dragenden bij de schietoefeningen redelijke uitkomsten verkreeg.
Uit het in 1918 gepubliceerde overzicht betreffende de uitkomsten
van de in 1917 gehouden scherpschuttersproef blijkt, dat van de
geweerdragenden slechts 21 en van de karabijndragenden
slechts 30 voortdurend 'goede uitkomsten verkreeg bij de schiet
oefeningen in den loop van dat jaar.
De conclusie lijkt gewettigd, dat zeker niet meer dan aan 30
van onze menschen, een automatisch wapen in handen gegeven
mag worden. Bij een verhouding van 54 geweermitrailleur-man
schappen op 107 geweerdragenden is dus reeds een uiterste
bereikt. Aangenomen mag worden, dat dan per geweermitrailleur-
groep 3 a 4 man, dragelijke schutters kunnen zijn.
Vervoerwijze van de geweermitrs met munitie: Ver
voer als regel door den man is ook bij de voorgestelde sterkte van
de geweermitr.-groep niet mogelijk (lasten te onhandig voor lange
marschen), tenzij bij uitzondering2).
Vervoer op draagpaarden, hoe aanlokkelijk ook, is niet te aan
vaarden het aantal paarden wordt te groot (voor 9 wapens elk
met 2000 patronen zijn reeds 15 a 16 stuks noodig).
Vervoer op karren is aangewezen. Kunnen de karren niet meer
volgen, dan vervoer door het personeel. Op 1 treinkar zijn te
Wij vermeenen, dat dit nog lang niet uitgewezen is. Men geve den
comp.-comdt eens volkomen vrijheid om de opleiding volgens eigen
inzichten ter hand te nemen en de beschikking over de patronen die
hij daarvoor noodig acht. „Behoorlijk" is intusschen natuurlijk een quaestie
van appreciatie. Red.
2). Zelfs in Europa is men deze meening toegedaan. Zie bijv. B. B. S. M.
van 22 Februari „Etude générale du charroi technique".
28