Deze moet kort, duidelijk en eenvoudig zijn. Zij behoort slechts datgene te bevatten, wat den commandant ook in werkelijkheid bekend zou zijn, niet meer, maar ook niet min der. Punt 6 M. V. zegt, dat ingewikkelde toestanden en samen gestelde opdrachten vermeden behooren te worden. Zeer terecht, want ingewikkelde puzzles komen in den oorlog slechts bij hooge uitzondering voor. Bovendien verzwaren ingewikkelde toestanden en samengestelde opdrachten in hooge mate de leiding. In den regel wordt bij oefeningen met twee partijen een a 1 - gemeen denkbeeld, waarin datgene wordt vermeld, wat aan beiden in den oorlog bekend kan zijn en voorts voor elke partij afzonderlijk een bijzondere oorlogstoestand aangenomen. Punt 129 M. V. vermeldt evenwel, dat bij oefe ningen met partijen, welke aan infanterie elk niet sterker zijn dan één Bataljon, door den Leider kan worden volstaan met aan de Partijcommandanten eene onderstelling met opdracht te geven, in welke onderstelling dan omtrent den oorlogstoestand slechts datgene wordt vermeld, wat voor de uitvoering van de opdracht noodig is. Ten aanzien van het „algemeen denkbeeld" is het ons op gevallen, dat in het algemeen over de sterkte, opstelling, beweging, voornemen, enz. van de vijand veel meer gezegd wordt, dan men in werkelijkheid inderdaad weten kan. Dit is niet alleen niet overeenkomstig de werkelijkheid, maar men verwent daardoor ook de commandanten. Het algemeen denkbeeld kan slechts algemeene inlich tingen over beide partijen bevatten, doch nooit iets. wat de een van den ander onmogelijk weten kan. Taak, opdracht, be velen, of voornemens, van den tegenstander zijn zaken, waarover men in den oorlog slechts bij hooge uitzondering tijdig inlich tingen ontvangt. 'sVijands voornemens blijken meestal eerst uit zijne handelingen. Ook moet men bedenken, dat als men een gegeven van Blauw in het Alg. D. zet, dit het gevolg heeft dat Blauw dan weet, dat Rood dit van hem weet. Wil men dat vermijden dan moet dit gegeven verhuizen n. d. Bijz. oorl. toestand Rood. De eigen toestand moet daarentegen alle bijzonderheden bevatten, welke voor de uitvoering van de gestelde opdracht noodzakelijk of gewenscht zijn, doch in de onderstelling voor de tegenpartij niet worden opgenomen. De berichten over den vijand kunnen afkomstig zijn van deser teurs, gewonden, krijgsgevangenen, ambtenaren, bevolking, dan wel van uitgezonden vliegeniers, patrouilles, detachementen, of van in beslag genomen of onderschepte berichten, brieven, enz. Tenzij het in verband met het doel der oefening gewenscht is, den Partij commandant daaromtrent in het onzekere te laten, moeten de op evenvermelde wijzen verkregen gegevens betref fende den vijand in de onderstelling tot resultaat geven, dat de 36

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 36