vleugels moeten goed zijn aangeleund of zoo mogelijk van nature
sterk zijn. Terreinvoorwerpen, wier bezit voor den aanvaller van
belang kan zijn moeten in den regel in de stelling worden opge
nomen.
Naarmate nauwere aanraking met den vijand is oatstaan, zal
men minder vrijheid hebben in de keuze van stellingen en neemt de
mogelijkheid toe, dat in eene min of meer willekeurig loopende
lijn de verdediging zal moeten worden aanvaard.
94. SAMENWERKING DER WAPENS. De samenwerking der
wapens moet erop gericht zijn den vijand de nadering tot de stelling
met steeds toenemende kracht te beletten. Voor zoover de voor
raad artillerie-munitie het slechts eenigszins toelaat, werken artil
lerie en luchtstrijdkrachten samen om den vijand reeds op de
grootst mogelijke afstanden onder vuur te nemen.
In een volgend stadium wordt de kracht van dit vuur vermeer
derd door concentratie op grooten afstand van het vuur der zware
mitrailleurs, onder toepassing, indien noodig, van de indirecte
richting. Ten slotte moet de vuurkracht haar hoogtepunt bereiken
beneden den afstand van 500 M.; de g e h e e 1 e artillerie, de bom
menwerpers, de zware en lichte mitrailleurs, de handvuurwapenen
en verdere bijzondere wapenen nemen alsdan aan het vuurgevecht
deel.
De pioniers bevorderen de bewegingsvrijheid in de eigen stelling
en zijn voorts de verschillende wapens behulpzaam bij den aanleg
van dekkingen, gevechtsopstellingen, hindernissen en gemeen
schappen, welke bijzondere technische vaardigheid vereischen.
99. FRONTBREEDTEN. De frontbreedten, welke in het beslis
send gevecht kunnen worden toegewezen, bedragen voor het
bataljon 9001200 AA, voor het regiment 1800 2400 M en
voor de divisie 3600 - 4800 M. Door het optreden in gevechtsgroe
pen, hetgeen vooral in polderland zal geschieden, kunnen de
frontbreedten veelal nog beduidend grooter worden.
103. TEGENAANVAL. Een geschikt oogenblik voor het aan
zetten van den algemeenen tegenaanval is aangebroken, wanneer
's vijands hoofdaanval tot staan komt of dreigt te mislukken. Een
algemeen en krachtig vuur moet alsdan dien tegenaanval inleiden.
Tracht de vijand eene omvatting door te voeren, dan belooft het
op het juiste oogenblik inzetten van den tegenaanval tegen de
buitenflank van 's vijands omvattende groep beslissende uit
komsten.
Een tegenaanval in dit geval tegen de vijandelijke frontgroep
kan ook tot het gewenschte doel leiden; toch mag deze slechts
ondernomen worden, indien afdoende maatregelen van afweer
tegen 's vijands omvattende groep kunnen genomen worden, omdat
deze anders tot de eigen verbindingen kan doorstooten.
104. GEBRUIK DER ARTILLERIE. De artillerie van den ver
dediger wordt onder eenhoofdige leiding ingezet en in den regel
49