niet ter beschikking van de commandanten derregimentsvakken gesteld. De regeling van het artillerievuur geschiedt, behoudens het bepaalde in het 3de en 5de lid, divisiesgewijze door den D. A. C. De D G. A. C zal de divisiegroepartillerie, zoomede eventueel onder zijn bevel gestelde legerartillerie. laten vuren on de grootere afstanden en voorts daarmede regelend optreden, opdat de divisiën, die daaraan het meeste behoefte hebben, den krachtigsten artil- leriesteun krijgen De zware bommenwerpers worden ingedeeld in de divisie vakken, ter versterking van het vuur der lichte bommenwerpers. Afdoende bestrijding van de artillerie van den aanvaller, c. q het neutraliseeren daarvan, is eene hoofdvoorwaarde voor het afslaan van den aanval. Naarmate de verdedigingsmaatregelen zich verder kunnen ont wikkelen (zie punt 91) zal ook meerdere centralisatie in het gebruik der artillerie kunnèn geboden zijn en zal de D. G. A. .C. geleidelijk de regeling der vuren overnemen, aangegeven in Hoofd stuk IV A. punt 154. (Stellingoorlog). D. Voor-stellingen. 110. ARTILLERIE EN VOOR-STELLING. Aangezien de mis leiding van den vijand en het vertragen van 's vijands opmarsch verkregen kan worden door den vijand vroegtijdig tot ontwikkeling te dwingen, is het gewenscht, dat artillerie in de voor-stelling geplaatst wordt. Zulks mag echter alleen geschieden, wanneer deze artillerie bij de verdediging van de hoofdstelling gemist zou kunnen worden, omdat het twijfelachtig is of deze artillerie gevechtsvaardig uit de voor-stelling terugkeert. Enkele beweegbare zware vlakbaan-batterijen, opgesteld tus- schen voor-stelling en hoofdstelling, kunnen de artillerie in de voor-stelling ondersteunen of vervangen. Overigens moeten de verdediging van de voor-stelling en het teruggaan daaruit gesteund kunnen worden door artillerievuur van de hoofdstelling uit. Hiertoe kan de houwitser-artillerie over de voor-stelling heen, vuur bren gen tot kort voor die stelling, terwijl bij smalle voor-stellingen (polderterrein), vlakbaan-artillerie uit de hoofdstelling flankee- rend langs de vleugels der voor-stelling kan vuren. E. Het gevecht van kleinere eenheden. 114. INVLOED VAN HET TERREIN. Kleinere eenheden kun nen in hoog terrein veelal geen aanleuning der vleugels vinden en dus een verdedigend gevecht meestal slechts zoolang voeren als de kans door den vijand afgesneden te worden toelaat. De detachementsoorlog zal in dat terrein slechts zelden gedurende langen tijd kunnen worden gevoerd. Noodzakelijk is dat de daar- 50

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 50