2. BERI-BERI EN MENAGE doorP.w.L. penris. Nu door het optreden van meerdere beri-beri gevallen in enkele garnizoenen, de belangstelling van velen weer op deze ziekte is gericht (zelfs in den Volksraad kwam het al ter sprake), lijkt het mij niet zonder nut nog eens in een militair tijdschrift de aandacht der troepenofficieren te vestigen op wat velen hunner natuurlijk wel weten, maar misschien toch nog niet voldoend ernstig beseffen: dat beri-beri is een ziekte, welke ontstaat door ondoelmatige voe ding, dus een ziekte, waarvoor aansprakelijk moet worden gesteld: hij, die verantwoordelijk is voor de menage der bedreigden. Een donker tafereel ophangen van de beri-beri, zooals die vroe ger het leger heeft geteisterd, zal ik liever achterwege laten, persoonlijke ervaring erover heb ik niet. Trouwens in elk garnizoen zal wel een der oudere officieren zijn, die voor de amateurs al de verschrikkingen dezer ziekte op Atjeh. N.-Guinea enz. kan verhalen. Het is als een der grootste vooruitgangen op tropen-geneeskun dig gebied der laatste kwarteeuw te beschouwen (een vooruitgang, waarvan echter ook de geneeskunde buiten de tropen groot voordeel heeft getrokken), dat men de oorzaak dezer ziekte heeft leeren onderkennen en daarmee in staat is gesteld met vrijwel absolute zekerheid die ziekte te voorkomen. We mogen er trotsch op zijn, dat het vooral Hollanders zijn geweest, die op dit gebied de grootste verdiensten hebben gehad en door hun werken te Welte vreden den grondslag hebben gelegd voor de moderne voedingsleer (Eiikman, 'Grijns en vele anderen). Het resultaat van veel waarnemingen, onderzoekingen en proe ven is, dat men als vaststaand kan aannemen: beri-beri ontstaat wanneer men menschen gedurende Iangeren tijd voedt met stoffen, die een tekort hebben aan bepaalde onmisbare bestanddeelen, welke men den naam heeft gegeven van vitaminen (taalpuristen snreken in den laatsten tijd van ,.edelstoffen") 2). Vast staat ook dat deze vitaminen in voldoende hoeveelheid voorkomen in rijst, die niet al te hard geslepen is, daarentegen in veel te geringe hoeveelheid in sterk geslepen rijst. De vitaminen toch blijken in den rijstkorrel opgehoopt te zitten in de laag, die den zetmeelkorrel omgeeft en die bij sterk slijpen verloren gaat. Bovendien staat vast, dat deze vitaminen eveneens in vrij groote hoeveelheid voor komen in versche groenten, vruchten, vooral in peulvruchtzaden, in ongeslepen mais enz. ter publ. ontv. 28-7—'22. Red. 1. M. T. 2). Men is zoover gekomen dat men onder deze vitaminen weer verschil lende soorten moet onderscheiden, die elk voor zich in verschillend opzicht belangrijk zijn: A-, B-, en C-vitaminen. In het volgende zal eenvoudigheidshalve daar niet verder op ingegaan worden. Speciaal de B-vitaminen hebben beri-beri werende kracht. 18

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 18