in het rechter en linker oog van hetzelfde voorwerp. Door proeven is aangetoond, dat de geringste breedteafmeting, die men kan waarnemen, begrensd wordt door een tophoek van 30". De grens van waarnemen van de verschillende afstanden van twee voorwerpen ligt nu daar, waar het dichtst bijzijnde voorwerp ten opzichte van de oogen een hoek maakt van 30". Wordt -die hoek kleiner, dan wordt geen verschil in afstand meer waargenomen. Die grens- afstand D is dan de oogafstand maal cotangens 30", of 65 m. M. maal 6876, dat is rond 420 M. Hierbij dient echter opgemerkt, dat op dezen afstand van invloed is de gezichtsscherpte en routine van den waarnemer, de helder heid, kleur, en achtergrond van het voorwerp en dat ten gevolge van het van kind af beschouwen van, en onderling vergelijken van voorwerpen een persoonlijke geschiktheid ontstaat, die het mogelijk maakt op veel grooter afstand diepteverschillen waar te nemen. Het bovenstaande is slechts vermeld om duidelijk te maken, dat de grensafstand o. m. recht evenredig is met den oogafstand. Om die oogafstand te vergrooten, hebben alle prismakijkers een objec tiefafstand, die grooter is dan die van het oculair. De verhouding tusschen die twee afmetingen noemt men de speciale plastiek. Onder TOTALE PLASTIEK wordt verstaan het product van vergrooting en speciale plastiek. Bedraagt de eerste b. v. 12, en de laatste \/2, dan bezit zulk een kijker een totale plastiek 18, d. w. z. dat men er op 18 maal grooter afstand diepteverschil mee kan waarnemen, dan met het bloote oog. Ik heb met opzet eenigszins uitvoerig bij het bovenstaande stilgestaan, omdat door onbekendheid met deze gegevens, dikwijls groote fouten gemaakt worden in het schatten van afstanden. Wordt 's nachts een voorwerp door een zl. verlicht, zoodat het contrast met de omgeving veel grooter is dan overdag, dan heeft elke waarnemer al de neiging om afstanden te klein te schatten, gebruikt hij nu bovendien nog een goeden kijker, waarvan hij de grootheden niet kent, dan zijn misschattingen van 200 en 300 geen zeldzaamheid. Om dit bezwaar te ontgaan, verdient het altijd aanbeveling, om de afstanden tot bepaalde punten in het terrein bij dag te schatten of te meten. d. Gezichtsscherpte. Hoewel dit een geheel persoonlijke eigen schap is, kunnen toch verschillende andere eigenschappen, samen hangende met de gezichtsscherpte, zooals afstand schatten, door doelmatige oefening verder ontwikkeld worden. De afstand van zien wordt beïnvloed door: 1. De verlichting van het voorwerp in verband met de verlich ting van de omgeving. Hoe donkerder het is, hoe grooter de pupillen, hoe zwakker de verlichting kan zijn. M. a.w. de wer kingssfeer van een zl. neemt toe naarmate de nacht donkerder is, bij heldere maan neemt ze sterk af, en is het nut van zin, meestal problematiek. 22

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 22