is zoowel in breedte- als lengterichting aanzienlijk grooter dan
de drie voorgaande. Ook buiten den bundel staande, kan het licht
daarvan soms nog op zeer grooten afstand gezien worden, voor
sterke zlti wel op 100 a 150 K. M.
5. Tweede bundel. Hieronder wordt verslaan het licht, dat
van de koolspitsen, vooral de negatieve, en van de lichtboog, direct
naar buiten treedt, dus niet eerst door den spiegel teruggekaatst
wordt. Deze bundel is alleen nadeelig; hij verlicht het terrein in de
omgeving en verraadt daardoor de opstelling en hij belemmert de
goede waarneming. Bij het zoeklicht komt in den bundel een
donkere kern voor, zijnde de schaduw van een deel van het
lampmechanisme (fig. 4).
Eigenschappen van den bruikbaren bundel.
Alleen de eigensch. van dezen bundel worden nader in beschou
wing genomen, omdat deze slechts een rol speelt, de andere typen
zijn hiervoor slechts genoemd, omdat daardoor een goed begrip
van het geheel verkregen wordt.
De lichtsterkte in den bundel is in een doorsne
de, loodrecht op de as niet overal hetzelfde, doch neemt van den
rand af snel en sterk toe, om daarna gelijk te blijven. De zicht
baarheid van een voorwerp in den bundel zal dus iets van den
rand af het best zijn.
De helderheid van den bundel wordt dikwijls
door kleine nevels e. d. plaatselijk sterk beïnvloed. Waar die
nevels ongelijke afmetingen hebben, waardoor de hoeveelheid
licht, welke geabsorbeerd wordt verschillend is, zal het verlichte
voorwerp een ongelijkmatige verlichting krijgen, wat zeer bedrie-
gelijk kan werken. Ook plaatselijk opstijgende waterdamp, vooral
in warme landen met hoog vochtigheidsgehalte, kan door het
verschil in straalbreking een geheele vervorming en verkleuring
van de verlichte voorwerpen veroorzaken.
De kleur van den bundel heeft zeker invloed op de
zichtbaarheid van de voorwerpen. Wetenschappelijk is aange
toond dat een overwegend gele belichting het best is. Deze wordt
o. a. verkregen door het gebruik van goudspiegels, waarom de Fr.
deze dan ook vrijwel uitsluitend gebruiken, ondanks het nadeel
van een veel geringer reflecterend vermogen dan de glazen spie
gels, en dus geringere bundelsterkte. De Duitschers merken hier
tegenover op, dat bij glazen spiegels wel is waar niet, als bij
goudspiegels, het grootste deel der blauwe en violette stralen
geabsorbeerd wordt, zoodat de bundel blauwachtig wit gekleurd
is, maar dat deze bundel toch zeker evenveel gele stralen bevat,
als bij de .goudspiegels. Dit is wel zoo, maar dan boeken de
goudspiegels toch altijd nog het voordeel van weinig blauw-violet
licht uit te stralen, zoodat het waarnemen in zulk een bundel veel
minder vermoeiend is.
Waar goudspiegels bij moderne zin om technische redenen
25