voorloopig niet te gebruiken zijn, en geel licht toch onmiskenbare voordeelen bezit, zal men waarschijnlijk trachten, om door ver andering van de samenstelling der kolen een gelen bundel te verkrijgen bij behoud van verzilverde glazen spiegels. Onder ondoorzichtigheid van den bundel ver staat men het verschijnsel, dat een waarnemer niet kan zien, wat zich aan de van hem afgekeerde zijde van den bundel bevindt. Dit komt omdat de stofdeeltjes in den bundel veel beter verlicht zijn dan eventuëele voorwerpen aan den anderen kant, en de pupillen zich op de eerstgenoemde mate van verlichting instellen. Deze ondoorzichtigheid neemt natuurlijk toe met de sterkte van den bundel. Met het bovenstaande moet ter dege rekening gehouden worden bij de keuze van opstellingsplaats van zin en waarnemer, en zal dikwijls tot het gebruik van hulpwaamemer(s) dwingen. Werkingssfeer van den bundel. Het meest is de tactische ge bruiker van een zoeklicht natuurlijk geïnteresseerd in de wer kingssfeer, aangezien hiervan voor een groot deel afhangt, welke opdrachten aan het zl. kunnen worden verstrekt. Helaas is die werkingssfeer geen constant getal, zooals bij een kanon, doch behalve van de intensiteit van de lichtbron, die hier desnoods als constant aangenomen mag worden, en van de diameter en het reflecteerend vermogen van den spiegel, afhankelijk van: a. de plaats van hetzl. en den waarnemer; b. de atmosferische toestand; c. de aanwezigheid van stof; d. de temperatuur en e. de eigen schappen van waarnemer en kijker ad Plaats zoeklicht. Zooals reeds werd opgemerkt hangt de mogelijkheid van waarnemen in de eerste plaats af van de mate van verlichting, i. c. van het aantal lichtstralen, die het voorwerp treffen. Deze stralen worden door het voorwerp terug gekaatst, dat daardoor zelf als indirecte lichtbron optreedt, waar door men het ziet. Een bundel bevat een bepaalde hoeveelheid licht, zoodat de verlichting zwakker wordt, naarmate het verlichte oppervlak grooter wordt. Uit fig. 5 en 6 blijkt, dat bij horizontaal terrein en een 50 M. hooge opstelling het verlichte terreindeel, veel en veel grooter is dan bij een opstellingshoogte van 100 M. De spreiding is in beide gevallen 1/20, terwijl in beide gevallen de as bundel op 1000 M. den grond bereikt. Tevens valt het op, dat de onderste helft van den bundel een veel kleiner oppervlak verlicht dan de bovenste, dus dat oppervlak intensiever verlicht. Hieruit volgt: HOE HOOGER OPSTELLING HOE BETER, EN STEEDS: ONDERKANT BUNDEL OP HET TE BELICHTEN VOORWERP. ad Plaats waarnemer w n r)Reeds werd opge merkt, dat de w n r uitwaarts van den bundel moet staan, liefst met beschermde oogen, om zoo weinig mogelijk vreemd licht op 26

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 26