ad Atmosferische toestand. Neemt de hoeveelheid waterdamp toe, dan neemt de werkingssfeer af, doch pas ernstig, als die toename zich toont in den vorm van nevel of motregen. Bij een flinke regenbui hebben zin nog een dragelijke werkingssfeer, bij motregen en mist is ze echter uiterst gering. Hiermee moet rekening gehouden worden als de bundel een rivier passeert; de na zonsondergang dikwijl opkomende nevel zal het effect aan zienlijk verminderen. Ook stof en rook hebben een ongunstigen invloed, bovendien treedt daardoor ook dikwijls een verkleuring van den bundel op, met de nadeelen daaraan verbonden. ad Temperatuur. In welke mate de temperatuur van invloed is op de werkingssfeer kan niet met zekerheid gezegd wor den, aangezien hierover, voor zoover bekend, nog geen afdoende proeven zijn genomen. Waarschijnlijk neemt de werkingssfeer met de temperatuur toe. Wel moet rekening gehouden worden met het in beweging zijn van de lucht bij hoogere temperatuur, waardoor het reflectievermogen van het licht sterk toeneemt en het dikwijls den indruk maakt, alsof een stilstaand voorwerp zich beweegt. ad Eigenschappen van waarnemer en kijker. Naast een goede gezichtsscherpte ziin vooral persoonlijke ervaring en routine van invloed op den arbeid van den w n r en dus op de resultaten, welke met een zl. verkregen worden. EEN ZL. ZAL DUS MEER NUT AFWERPEN NAARMATE DE W N R BETER VOOR ZIJN TAAK BEREKEND IS. TOCH IS BIJ ONS LEGER NOG GEEN ENKEL WNR OPGELEID. Ondanks het feit, dat de moderne prismakijkers in elk opzicht boven de oude Hollandsche kijker staan, wordt de laatste toch nog heel veel gebruikt, omdat de eersten door hun groot gezichts veld onnoodig veel licht opnemen. Alleen als men speciale prisma kijkers gebruikt, verdienen deze in elk opzicht de voorkeur. Een Holl. kijker heeft wel is waar een geringe vergrooting en klein gezichtsveld, maar vooral in het midden daarvan een betrekkelijk groote helderheid. Het gebruik van twee bundels. Loopen de bundels vrijwel evenwijdig, en worden ze op eenzelfde voorwerp gericht, dan neemt de verlichting daarvan toe, zoodat de werkingssfeer van de beide bundels grooter is, dan van elke bundel apart. Bij sterke bundels bestaat de mogelijkheid, dat de over elkaar vallende strooken van de verblinding sbundels een zooda nige verlichting geven, dat een zich daarin bevindend voorwerp zichtbaar wordt. Dan wordt de breedte van de verlichte strook dus grooter dan twee maal de breedte van den enkelen bruikbaren bundel (fig. 9). Snijden de bundels elkaar, dan treedt voorbij het snijpunt de eens bundel als ondoorzichtig scherm op voor den anderen bundel. 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 28