a. Het bepalen van de opst. plaats van het zl. en c. q. van den
krachtbron, in verband met de verstrekte opdracht.
Met in-acht-neming van den algeineenen tactischen toestand,
zal het als regel goed zijn te streven naar een opst. welke: zoo
hoog mogelijk is; niet te ver naar voren, tenzij daardoor de stelling
te veel verraden wordt; niet in de nabijheid van groote terrein-
voorwerpen die door het spreilicht (tweede bundel) verlicht, de
waarneming bemoeilijken, de opst. verraden en vuur tot zich
trekken.
Up het gebruik van z. g. beveiligingszin bij het afslaan van
stormaanvallen, mag m. i. niet van te voren gerekend worden is
dit toevallig mogelijk, dan is dat een meevaller. De hoofdw n r zal
bij den arbeid ad a. steeds vergezeld zijn van den zl.-installatie
comdt, (een o.-off. zl.-bedienaar) die beter kan beoordeelen, of
een zl. op een bepaald punt gebracht kan worden. De krachtbron
wordt als regel meer achterwaarts tegen gezicht c. q. tegen vuur
gedekt, opgesteld.
b. Het bepalen van de plaats van den hoofdwnr en c. q. de
hulpwnr(s), waarbij in het oog te houden, dat een meer voor-
waartsche opst. de werkingssfeer vergroot en dat een opst. lager
dan het zl. ook steeds voordeelig is.
c. Nagaan of speciale bescherming van het zl. door andere
troepen noodig is.
d. Nagaan of voor de opst. speciale pionierwerkzaamheden
noodig zijn, welke niet door het personeel der installatie uitgevoerd
kunnen worden (toegangswegen, verhoogde opstelling).
e. De herkenbare punten vastleggen in een schets, liefst met de
afstanden, en de richting ervan vastleggen aan het zl.
Een schets maken van het terrein, dat de zin kunnen belichten
en dat waargenomen kan worden.
Deze schetsen in tweevoud, waarvan een voor den troepen-
comdt. Voor het maken van de schetsen is niet alleen een grondige
bestudeering van het voorterrein noodig, maar moet de wnr ook
een rijpe ervaring hebben van de verschillen, welke zich tusschen
de waarneming bij dag en bij bundellicht voordoen (contrasten).
Formatie. Het is niet eenvoudig aan te geven, hoeveel zin per
bepaalde gevechtseenheid beschikbaar moeten zijn.
Het eenvoudigste is de normale frontbreedte van b. v. een
Divisie nategaan, en deze te deelen door de breedte van den
strook, welk één zl. op b. v. 1500 M. kan verlichten, dat is bij een
sectorhoek van 60° ongeveer 1800 M.
Men krijgt zoo het aantal paren (secties) zin, aannemende, dat
de zin paarsgewijs gebruikt worden. Men komt zoo tot 2 a 3
secties per Divisie, doch over dit aantal heeft, naar ik meen, geen
enkel leger de beschikking gehad. Hoofdzaak is echter, dat wat
men heeft, ter beschikking staat van de hoogere bevelvoering,
33