Waar onze Inf. in de bedekte Indische terreinen toch reeds vaak den steun der Art. zal moeten ontberen, dunkt mij, dat toevoeging van zware mitrailleurs aan het Baton hier meer nog dan elders geboden is. De Z. M. toch is wèl hulpwapen der infanterie en kan als zoodanig nimmer door den L. M., nog minder door den G. M., vervangen worden. De volgende beschouwingen gelden dan ook alleen voor het gebruik der G. M.'s als vuurwapen van den infanterist en kunnen niet beter ingeleid worden, dan met de vet gedrukte woorden uit de genoemde „Aanwijzingen, enz." „DE L. M. IS DE HOOFDVUURKRACHT VAN HET INF. GE VECHT, KADER EN MANSCHAPPEN HEBBEN TOT TAAK DE BEDIENING EN DE BEVEILIGING VAN DEN L. M. ONDER ALLE OMSTANDIGHEDEN TE VERZEKEREN". Het eerste gedeelte van deze bepaling brengt het geweervuur op het tweede plan. De „Aanw." laten dan ook onmiddellijk hierop volgen„De geweerschutters der groep vuren slechts dan, wanneer het mit r.-v uur niet b ij machte is zijn taak afdoende te volbrengen, de veiligheid van den L. M. zulks vereischt, of er zich in het b ij zonder voor de scherp schutters gelegenheidsdoelen voordoe n." Bij de opleiding der geweerschutters zal hiermede terdege rekening zijn te houden en de bepalingen uit ons „S. V. I." zullen zoo gewijzigd dienen te worden (zie b. v. 7) dat de opleiding van den man tot individueel juistheidsschutter geheel op den voorgrond komt te staan. Een tactisch gebruik van inf.-mitrs en inf.-geweren, zooals voor geschreven door de beide bovenstaande bepalingen, is m. i. niet iets, dat w e n s c h e 1 ij k is, doch een afgedwongen noodza kelijkheid, immers van af het oogenblik, dat het vuren van den verdediger de aanvallende linie gedwongen heeft tusschen- ruimten van tenminste 5 a 6 pas te nemen, verviel alle kans op het afgeven van loonend bundelvuur en moest wel worden omge zien naar iets om dit te vervangen. Dit nu is gevonden in het vuren van den L. M. of G. M. Het tweede gedeelte van de eerstaangehaalde bepaling bevat een voorschrift, dat in vleesch en bloed van ieder fuselier zal moeten overgaan en hiervoor lijkt mij een eerste vereischte, dat de G. M.'s niet tezamen als 4de sectie aan de compagnie worden toegevoegd, doch ieder afzonderlijk ingedeeld zijn en blijven bij een bepaalde Inf.-groep, ten einde daarmede tot een vast geheel tezamen te groeien. Slechts dan zal men groepen krijgen waarop Ludendorff's woorden„Leichte Machinengewehren und Gewehrtrager, bilden Schützengruppen, die in Not und Gefahr, im Kampf um Leben 40

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 40