genomen moeten worden; de „Aanschr." meent, dat dit meestal ondoenlijk zal zijn en men in den regel met vuur recht vooruit genoegen zal moeten nemen. Ook mij schijnt schuin- of kruisvuur bij den aanval te gekunsteld en in strijd met den ouden op psycho logische gronden gebouwden regel: „De Infanterist schiet recht vooruit". Het beste ware m. i. eene ongeveer als volgt luidende bepaling: „De G. M. tracht b ij den aanval het gedeelte der vijandelijke stelling te beschie ten, van waaruit het voorwaartsgaan der eigen groep het meest bemoeilijkt wordt. Doet zich evenwel de gelegenheid voor om met een kortstondig vuur het voorwaartsgaan van een nevengroep belangrijk te steunen, dan moet deze benut worde n". De „Aanw." geven 500 M. op, als de maximum afstand, waarop de L. M. haar vuur zal openen. Een dergelijke opgave schijnt mij voor onze G. M. onnoodig, immers het beginsel, dat de inf. zoolang mogelijk zonder vuur voorwaarts gaat, is onverzwakt gehand haafd en in onze terreinen zal de inf. wel steeds tot op korter 1 dan 500 M. kunnen naderen alvorens het vuur te moeten openen. Om deze taak te kunnen volbrengen moeten bij een aanvallende sectie steeds de mitrailleurgroepen voorop zijn, hetgeen in de „Aanw." dan ook uitdrukkelijk wordt voorgeschreven met de woorden: „De mitrailleurgeweren zijn bestemd het eerst den vuurstrijd aan te gaa n". De G. M.'s der reservesectiën moeten die der voorste sectiën zoo noodig en zoo mogelijk vervangen en dienen verder tot het afweren van gebeurlijke flankstooten. Het grondbeginsel: „De machines voor, de menschen achter wordt ook bij het terreinwinnen van de Gr. doorgevoerd. De „Aanw." bepalen hieromtrent: „Moet de vurende groep een sprong maken, dan geeft de Gr. Ct. vooraf de nieuwe opstellingsplaats van den L. M. aan veelal zal de L. M. voorgaan, op aanwij- zing van den Gr. Ct., die ook door zijn v o o r- beeld de wijze van uitvoering aangeeft." Ge dekt door de L. M. (G. M.) volgen daarop de geweerdragenden. Op deze wijze komen de groepen ten slotte tot den afstand, van waaruit de stormaanval wordt ingezet. (Door de „Aanw." als regel op niet boven 50 M. gesteld). Gedurende de stormloop snellen de L. M. (G. M.)'s mede voor waarts en geven zoo mogelijk vuur in bewe ging (d e k v u u r) af. Volgens ons „E. R. G. II" (punt 45) wordt de stormaanval niet beoefend, wat ook in overeenstemming is met hetgeen aldaar (punt 81) omtrent de houding van de G. M.'s bij den stormaanval wordt 44 Red. 1. M. T.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 44