inrichting in bijna drie jaar opmerken is gebleken, wel mededeelen wat noch in de Commissie, noch daarbuiten tot heden is gezegd geworden, n. 1. dat de verhouding, waarin het bedrijf in zijn huidi- gen omvang is gekomen, als organisatie onverant woordelijk is. Dat de zaken gaan, zooals zij gaan en goede resultaten ople veren, is ondanks het gebrek aan organisatie en ondanks de afwezigheid van zakelijk afgebakende verhoudingen en bevoegd heden. Ik schrijf de goede gang van zaken, ondanks de zeer groote moeilijkheden, welke het bedrijf hebben gehandicapt in zijn regel- matigen uitgroei, (mede als een gevolg van den oorlog), dan ook voornamelijk toe aan den persoonlijken invloed van den feitelijken leider van het bedrijf, den Heer Teillers, die behalve door bekwaamheid, door een sterk gevoel van verantwoordelijkheid, door zedelijk overwicht en tact in staat is geweest het gebrek aan zakelijk-organische verhoudingen voor een groot deel te overbrug gen. Dit vooral mag verklaren dat het bestaande is bereikt, maar kan niet goed praten dat de organisatie als zoodanig zeer veel te wenschen laat. Het gaat niet aan om de vele aanduidingen in het stuk van den heer S. alle op den voet te volgen, doch eenige algemeene opmer kingen mogen ter zake nog gemaakt. Een goed ingericht en georganiseerd Reproductiebedrijf, dat zaakkundig wordt beheerd en op zijn taak is gericht, moet voor alle Lands-diensten en kantoren, welk reproductiewerk dan ook, mits het behoorlijk is geconcipieerd, automatisch goed uitvoeren. De bestellers hebben de resultaten van hunne opdrachten af te wachten en kunnen deze beoordeelen, de eerste maal, als zij den proefdruk ontvangen, later als de oplaag gereed is. Bij het wordingsproces dier reproducties wordt de gang van zaken niet verbeterd (wel geschaad) wanneer er leden der directie of van het personeel van de bestellende diensten in de fabriek rondloopen en „meebeheeren", evenmin als wanneer de inzittenden van een automobiel den chauffeur assisteeren met meerdere handen aan het stuur. Zoozeer als men bij dit laatste gevaar zou loopen met de automobiel over den berm te gaan of nog verder te veronge lukken, kan men verwachten dat het in een fabriek „scheef" moet gaan, wanneer er in de leiding een halfslachtige toestand bestaat en iedereen orders mag geven. Het kan dan alleen nog eenigszins redelijk gaan in zoo'n geval, wanneer het personeel den feitelijken, deskundigen leider en diens zedelijk overwicht als een zakelijkheid beschouwt en de anderen laat praten, doch dat dit geenszins een ideale of zelfs maar goede toestand is, zal wel ieder toegeven. Op een zekeren achterstand in het reproductiewerk is door de Commissie in haar Verslag gewezen en goeddeels verklaard door 51

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 51