69
Want de Minister weet toch in de eerste plaats, dat onze huidige
bezoldigingsregeling niet verder ging dan de gelijkstelling met de salaris
sen der B. B-ambtenaren van 1916, dat met de stijging van den levens
standaard daarbij geen rekening werd gehouden, maar alleen aan een door
de Regeering zelve erkende billijkheidseisch werd voldaan.
En het billijkheidsgevoel is nu eenmaal niet iets dat zich ieder jaar
wijzigt."—
11. DE N. 1. VERLOFS-OFFICIER. SEPT, door D. B.
In een brief uit de Westerafdeeling, een vraag of er niet meer stemmen
behooren op te gaan over de a. s. inkomstenvermindering. Schr. knoopt
hieraan eenige beschouwingen vast over de tractementen, den duurtetoeslag
en de intrekking daarvan en de z. g. bevoorrechting.
Daarna volgt „Een Dankbetuiging en nog wat", waarin een Reserve
officier, die voor veertien dagen onder de wapens is geweest, aan het
woord is.
Uit de opmerkingen citeeren we nog maar weer eens: ..le. De ter
mijn van 14 dagen is veel te kort; juist, als je eenigszins
georiënteerd bent en beginnen zult, zelfstandig op te treden,
dus te 1 e e r e n, wordt de uniform weer in de kamferkist
geborgen.
2e. Na de 14 dagen is alle contact met de militaire wereld verbroken,
uitgezonderd dan ons maandblad met zijn literatuuroverzichten, die hoe
wel goed bedoeld m. i. weinig nut hebben voor iemand, die niet de tijd
schriften zelf kan bekomen. Kan ook hierin geen verbetering gebracht
worden? Om maar iets te noemen:
a. het geregeld toezenden van nieuwe reglementen en wijzigingsbladen.
b. het zoo nu en dan houden van bijeenkomsten in garnizoensplaatsen,
waar beroepscollega's voordrachten houden, c. q. tactische oefeningen op
de kaart of iets dergelijks (onkosten natuurlijk alle vergoeden).
c. het doen circuleeren van portefeuilles met tijdschriften hetzij uit
gaande van N. I. O. V.; V. v. V. O. of van het Bataljon?"
De Redactie N. 1. Verlof-off. voegt hier aan toe: „De wenschen van den
geachten inzender zijn voor een groot deel ook de onze. En dat wij er
nog wel eenige bij zouden kunnen voegen behoeven wij den geregelden
lezer van ons maandblad niet te verzekeren."
Vervolgens komen nadere beschouwingen over het Ontwerp K. B. tot
vaststelling eener regeling voor het Eur. reserve-personeel van het Leger
en van de Zeemacht in Ned.-Indië.
We lezen, dat de mogelijkheid geopend zal worden om, al heeft men
tevoren geen rang bekleed, tot reserve-officier benoemd te worden en
wel „voor bijzondere diensten."
Verder vermeldt het artikel het een en ander over de plaatsing van de
reserve-officieren in de ranglijst, over hunne bevordering en de tegemoet
koming (geen vergoeding) voor de kosten der eerste uitrusting, over de
opkomst in werkelijken dienst, de toelagen en de pensioenen.
Dit lijstje der toelagen en pensioenen is volgens het artikel als volgt:
Toelagen:
Een reserve-opperofficier of vlagofficier f 900.— per jaar.
kolonel, kapitein ter zee of hoofdoff.
machinist 1ste kl. 840.—
luitenant-kolonel, kapitein luitenant ter
zee of hoofdoff. machinist 2e klasse. 720.—