81 plaats vonden, halen we aan: „Auch im Massenfeuer werden jeder Batterie klar abgegrenzte Ziele zugewiesen, unter Umstanden er- halten mehrere Batterien das gleiche Ziel." Dat de inf. dikwijls als lokmiddel moet dienen om aan de art. de gewenschte doelen te verschaffen, vinden we uitgedrukt in de volgende regel„Eigene inf. tatigkeit (auch als Scheinhandlung) kann den Feind zur Besetzung der Qraben zwingen. Erstdadurchwird eine Bekampfung wirksa in." In „Anwendungen der Wahrscheinlichkeitslehre auf die Schieszlehre" geeft Schr. te kennen„Ich bin durchaus kein Gegner des Prazisions- schieszens; aber man musz bedenken, dasz derZweckdes Schulschieszens in erster Linie ist, oder doch sein sollte, das Vertrauen des schutzen zusich und seiner Waffe zu he ben. Stellt man die Forderungen zu hoch, so vergeudet man nicht nur unnütz Zeit und Patronen, die besser für das Gefechtsschieszen verwendet werden konnten, sondern untergrabt das Ver trauen des Schützen und seine Lust am Schieszen". Ook het inschieten van geweren is volgens hem wel wat oppervlakkig; ,,man tate besser, nur die wirklich verdachtigen Gewehre anzuschieszen, dafiir aber einige Pa tronen mehr und ein rationelles Verfahren anzuwenden." In „Verschiedenes" treffen we aan eenige gegevens omtrent proeven in Denemarken met zware hw., waarvan de raden voorzien waren van massieve gummibanden van 5 cM. dikte. „Bei den anstrengenden Mar- schen traten keinerlei Beschadigungen auf; die Geschütze konnten sich mit einer Geschwindigkeit von 10— 15 KM. in der Stunde bewegen. Es ist beabsicht den Versuch weiter auszudehnen und die Rader der 7,5 cM. Kanonen mit leichteren Gummiringen zu versehen." Er wordt echter niet aangegeven, welken invloed dit heeft op het schieten. Verder wordt gewezen op „Der preuszische 30,5 cM. Motor-Mörser", waarin Schr. aangeeft, dat reeds langer dan 10 jaar vóór het uitbreken van den oorlog in Duitschland mortieren van dit kaliber hebben bestaan. Rev. Mil. Frangaise 1 Juni. „Les communications et les destructions aux armées" behandelt thans de dienst der vernielingen. In het Fr. Leger is de uitvoering van dezen dienst opgedragen aan de comdtn van de legers, ieder in zijn eigen zóne, „sauf pour certains dispositifs permanents qui relèvent directement du cotnmandement en chef." Dit leidde ertoe dat de ver nielingen niet volgens een algemeen vastgesteld plan werden uitgevoerd, terwijl de samenwerking niet altijd was gewaarborgd. Een centralisatie is daarom gewenscht. Schr. daarentegen wil de geniecommandant in elk leger de leiding van dezen dienst toevertrouwen. Om te juister tijd de vernielingen te kunnen aanbrengen is het ncodig, dat bij de kunstwerken, welke ter vernieling zijn voorbereid, een permanente wacht wordt geplaatst, terwijl „Une liaison avec les Divisions destinées a former l'arrière-garde de fagon a s'assurer qu'une autorité compétente était déléguée pour donner l'ordre de mise de feu et ne pas la perdre de vue ni jour, ni nuit" een eerste vereischte is. Bij andere vernielingen, zooals van fabrieken enz., is het gewenscht, dat men de hulp inroept van personen, die van de techniek van de te vernielen inrichting geheel op de hoogte zijn. De geniecom mandant, die technisch adviseur van den commandant van het betrokken leger is, moet niet op zijn bureau blijven zitten en de verschillende aanvragen afwachten, doch inspecties maken bij de comdtn van de leger korpsen, waardoor hij te weten komt, welke nooden de troep heeft en hij reeds dadelijk maatregelen kan treffen voor een spoedige bevrediging ervan. „La prévoyance est l'essence de tout plan.'' In ons leger zal een algemeene centralisatie beter voldoen; vandaar dat de dienst van de vernielingen is opgedragen aan den D. E. V. (zie R. A. A.), die bij het hoofdkwartier van het veldleger is ingedeeld en dus geheel op de hoogte is van de plannen van den Bevelhebber, waardoor wordt verkregen, dat de noodige samenwerking met de verschillende ageerende korpsen gewaarborgd zal zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 81