Dit ééne geval bindt dan de oefening dit zal wel geen nader betoog behoeven aan een bepaald oefeningsterrein, althans aan een klein deel van het eiland Java. Nu is er naar mijne meening niets tegen om, ter wille van de oefening, aan te nemen, dat het Blauwe Java) leger bestaat uit bijv. 5 Divisiën, bij welke veronderstelling'uitgaande van het feit, dat een macht van 4 Divisiën voldoende sterk is te achten om het zelfstandig op te nemen tegen een aanrander van buiten het mogelijk zal zijn in meerdere gevallen een Divisie zelfstandig te doen optreden. Hierdoor wordt uiteraard ook de mogelijkheid vergroot om van een zelfstandige Divisie brokstukken voor de een of andere oorlogshandeling te bestemmen. Een tweede omstandigheid, die leidt tot beperking van het aantal logische oorlogshandelingen, waarop oefeningen zijn te baseeren, is, dat de Inf.-order No. 8 bepaaldelijk voorschrijft dat een kapitein, om tot majoor te kunnen worden bevorderd, in staat moet ziin om een zelfstandig optredend bataljon aan te voeren. Hierdoor komen, althans voor de beoordeeling, meerdere oefe ningen niet in aanmerking, die echter wel degelijk kunnen mede werken om zich over de geschiktheid een oordeel te vormen, en waarvan ik zal noemen, den aanval in een bepaalde strook op een stelling, de uitvoering ter omvatting van den aanval van een vleugelbataljon, het tegengaan van een omvatting, c. q. omtrekking, door een ter flankbeveiliging opgesteld bataljon, de evenwijdige vervolging door een bataljon, dat door zijn opstelling na afloop van een gevecht daartoe als het ware aangewezen is, e. d. Waar nu bovendien in de practijk, juist om vorenbedoelde oefe ningen te kunnen houden, van den eisch „zelfstandig optredend" nog al eens wordt afgeweken, niet alleen bij oefeningen, doch ook bij beoordeelingen, komt het beter voor de woorden: „zelfstandig optredend" te doen vervallen. Te verwachten is dat. na de invoering van het Div.- en Regiments verband, ook de overige speciale eischen voor de Inf.-officieren zullen worden gewijzigd. Zonder daarop nu te willen vooruitloonen, wil ik ter zake alleen opmerken dat n. m. m. aan majoors en luit.- kolonels, die voor een hoogeren rang in aanmerking willen komen, de eisch zal moeten worden gesteld dat zij onderscheidenlijk goed en zeer goed moeten kunnen aanvoeren een regiment Inf., waarbij al of niet andere wapens ziin ingedeeld of tot steun waarvan al of niet andere wapens ziin aangewezen. Aan kolonels zou dan bovendien de eisch kunnen worden gesteld, dat zij een troepenmacht ter sterk te van een Divisie goed moeten kunnen aanvoeren, hetgeen zal moeten bliiken bij manoeuvres öf bij kaderoefeningen en oefeningen on de kaart. Dit opstel wil ik thans besluiten met het vermelden van eenige regels waartoe vorenstaande overwegingen mij hebben geleid. 12

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 12