4de. De regels, vermeld voor Blauw onder AI, 2de, 3de, 4de, 5de gelden ook voor de Roode partij. Opmerking. Men kan, ter wille van de te houden oefening, wel eens een enkele maal een der partijen laten handelen in strijd met vorenvermelde regels. Men late dan echter uit de te verstrekken onderstelling duidelijk blijken, dat zulks fout is. Daardoor wordt voorkomen, dat door een deel der deelnemers aan de oefening een onlogische oorlogs handeling als logische, de daarop volgende oorlogshandelingen als normaal worden beschouwd. Het veronderstellen van gemaakte fouten is overigens niet onnatuurlijk, omdat in den werkelijken oorlog ook fouten worden gemaakt. B. ten aanzien van onderstellingen voor troepen-oefeningen, waaraan aan beide zijden door hoogstens één Regiment, al of niet met hulpwapens, wordt deelgenomen. I. voor Blauw (eigen land). lste. Zooals reeds hiervoor besproken, is het leggen van een rechtstreeksch strategisch verband met het veldleger bij oefeningen voor hoogstens één zelfstandig optredend Regiment slechts in enkele gevallen mogelijk, t. w. a. tot dekking van de concentratie van het Veldleger, b. tot beveiliging van eene verplaatsing van het geconcentreerde Veldleger, c. tot dekking van flank of rug in strategischen zin, d. tot steun van de vooruitgezonden Leger-cavalerie. (In vele garnizoenen op Java zijn bovendien op a t|m d geba seerde oefeningen niet te houden). 2de. Aangezien zie onder A. I, lste, 2de en 3de een Divisie zelden zelfstandig optredend kan worden ondersteld, zullen uiter aard ook de gevallen beperkt zijn, dat voor tactische doeleinden door een zelfstandig optredende Divisie, aan een Regiment een opdracht kan worden verstrekt. 3de. Tactische opdrachten aan een Regiment welke uiteraard als regel gegeven worden door den Comdt van één der twee tot het Veldleger behoorende geconcentreerde Divisies zullen altijd een beperkte strekking hebben, omdat de Comdt van het Veldleger steeds over de beide Divisies in hun geheel zal mceten kunnen beschikken. 4de. Uit lste, 2de en 3de vloeit voort, dat het voor oefeningen van een Regimentwaarbij men dikwijls zeer beperkt is in de keuze van het oefeningsterrein, als regel geen aanbeveling verdient de aanwezigheid van het Regiment op of nabij het oefeningsterrein te motiveeren, in. a. w. men trachte als regel niet het verband te leggen tusschen het Regiment en de rest van het Veldleger, c. q. tusschen de Divisie, die het Regiment onder hare bevelen heeft en den Comdt van het Veldleger. 14

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 14