5de. In de meeste gevallen zal echter voor de juiste beoordeeling van de te nemen maatregelen het onvermijdelijk zijn in de onder stelling te melden: wat de eigen Divisie doet en waar zij zich bevindt. Men geve zich daarbij dan echter geen rekenschap van de gronden, waarop de aanwezigheid der Divisie berust. Zoo zou bijv. een oefening in flankbeveiliging niet kunnen worden gehouden door een Regiment, als niet werd bekend gesteld wat de Divisie doet. Men bekoinmere er zich dan echter niet over of op strate gische gronden de aanwezigheid van de Divisie wel te moti- veeren is. 6de. Voor oefeningen van een Regiment, waarbij de handelingen van den commandant niet afhankelijk zijn van die der Divisie, die het Regiment uitzond, legge men geen verband met die Divisie. Ook dan, zie onder AI, 5de, kan dus worden volstaan met in de onderstelling te vermelden waar het Regiment is en wat het heeft te doen. II. Voor Rood (buitenlandschen vijand) lste. Vrijwel het eenige logische geval, waarin een pas gelande vijand, voor strategische doeleinden, een Regiment zal uitzenden is, dat zulks noodig is tot steun van de Leger-cavalerie. 2de. Bij opmarsch naar het binnenland kan in sommige gevallen noodig zijn den opmarsch met een Regiment in strategischen zin te beveiligen, hoofdzakelijk tot dekking van de flanken. 3de. De regels vermeld voor Blauw onder B. lste, 2de t|m 6de gelden ook voor de Roode partij. C. ten aanzien van onderstellingen voor troepen-oefeningen, waaraan aan beide zijden door hoogstens 1 Bataljon, al of niet met andere wapens, wordt deelgenomen. lste. Hiervoor geldt voor de Roode en de Blauwe partij vrijwel hetzelfde, omdat de desbetreffende onderstellingen zich zullen moeten bepalen tot de gevallen, waarin door den Regiments-com mandant—al of niet op last van den Divisie-commandant een Bataljon (waaraan op last van den Divisie-commandant al of niet andere wapens kunnen worden toegevoegd), wordt bestemd voor het eer. of andere tactische doel. 2de. De onder lste bedoelde oefeningen zullen dus in hoofdzaak slechts kunnen betreffen: den aanval in een bepaalde strook in front, dan wel op den vleugel van het aanvallend Regiment, bezet ting van een vak in een stelling, beveiliging van flank en rug en evenwijdige vervolging. 3de. Overigens geldt voor deze oefeningen in nog grooter mate, dan voor het Regiment, hetgeen hiervoor onder B. lste, 5de en 6de ten aanzien van het Regiment werd opgemerkt. 15

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 15