Nu ik het toch eenmaal heb over de niarschvaardigheid van ons leger, kom ik nog even aandacht vragen voor het volgende: „Waarom is men indertijd niet overgegaan tot het blouse-model, toen een algeheele herziening van onze velduitrusting aan de orde was?" Ook deze practische bovenlichaambekleeding was voorgesteld door een officier, die reeds de noodige rimboejaren achter den rug had. Wat zouden onze soldaten er niet heerlijk luchtig kunnen bijloopen in een ruimzittende blouse met lage open kraag en op gestroopte mouwen. Niet militair? Dat zal toch wel de reden niet zijn geweest. Ik voor mij geloof, dat het meer indruk zou maken, als men een troep stevige bruine, dan wel blanke, Jannen zag voorbijloopen met lage omgeslagen kraag en netjes opge stroopte mouwen, waaruit dan een paar gespierde armen tevoor schijn komen, dan, zooals men ze nu ziet voorbijmarcheeren, met hooge open kraag wat immers mag als het erg warm is en doorgetranspireerde lange mouwen, welke door sommigen ook nog wel eens worden omgeslagen, maar hetgeen heelemaal geen mooi gezicht is. En dan die crime, als er weer „netjes" in de houding moet worden gemarcheerd! Netjes allemaal de kragen dicht en de mouwen naar beneden, al is het nog zoo warm, want in den regel komt de troep op het warmste gedeelte van den dag thuis. Ook hier op Borneo heb ik medelijden met de soldaten, die een geheelen dag, soms meerdere dagen achter elkaar, in die stijve gr.-gr. jassen moeten roeien. Hier zou zeer zeker de gr.-gr. blouse tot haar recht komen. Als men maar eens begon toe te staan, dat een per prauw uitgaande brigade zich op eigen kosten in zulke blouses zou mogen steken, mits voldoende aan een vast model, dan ben ik er van overtuigd, dat er geen één fuselier meer in een gr.- gr. jas in een prauw zal gaan zitten. Het zal dan net zoo gaan als indertijd, toen nog was toegestaan, dat de brigades mochten uit rukken in het den ouderen nog welbekende blauwe goed. Een rimboesoldaat voelt drommels goed, wat het meest practische voor hem is. 3. EEN LEGERBELANG, door een Subalterne. „Beter ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald." Velen bij de Infanterie zullen hebben verwacht, dat de invoering van het Regiments- en Divisieverband met zich zoude brengen een verbetering van de promotie, welke verbetering, gelet op het aantal dienstjaren, welke men thans achter den rug moet hebben alvorens den Hoofdofficiersrang te kunnen bereiken (20 23 jaren), toch zeker wel als hoog noodig kan worden aangemerkt. Het aantal Kolonelsplaatsen zou met 6 worden vermeerderd, dat van de Generaals met 1 (aannemende, dat als regel het commando 17

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 17