een der andere wapens afkomstig zijn) en zal dus na 12 jaar het aantal van 18 Kolonels en a. s. Kolonels zijn ingesmolten. Heeft de promotie in den vervolge op denzelfden voet plaats als thans het geval is -bijna iedere Kapitein en Majoor maakt thans bevor deringdan zullen uit dien hoofde dus over 14 jaar slechts 18 Lt.-Kolonels, 18 Majoors en 18 Kapiteins bevordering hebben gemaakt, d. w. z. een 2de Luitenant, die de K. M. A. op 20-jarigen leeftijd verliet (dus die zeker niet tot de oudsten behoorde) zal eerst op een leeftijd van 52 jaar den Hoofdofficiersrang bereiken. Nu is deze berekening zeer onvolledig; meerdere factoren zijn buiten beschouwing gelaten. Nemen we aan, dat door het in rekening brengen van die factoren, de betrokkene 6 jaar vroeger den Hoofdofficiersrang behaalt, dan zal hij op 46-jarigen leeftijd Majoor worden. Niemend zal thans kunnen zeggen, dat wij te pessimistisch zijn. Op welken leeftijd hij den Kolonelsrang zal kunnen bereiken zullen we maar niet verder nagaan. Is het wonder, dat men nu reeds begint te. spreken van „vermummiseering van het officiers korps"? Wat verwacht men toch van zulke oude officieren in den troep; moeten die in onze Ind. terreinen en in het tropische klimaat het voorbeeld van den troep zijn, dezen vóórgaan of zullen zij niet reeds spoedig achter moeten blijven? Onze Kolonels zullen in de naaste toekomst oude grijsaards zijn; men vergete toch niet, dat bij de invoering van het Regiments- verband de Kolonels niet meer in een auto den troep zullen kunnen vergezellen, zooals vaak tot nu toe het geval was met onze Brigade-comdtn; neen, zij zullen zich door het terrein moeten bewegen met hun Regiment en daarbij dikwijls geen gebruik kunnen maken van hun paard en zullen zij dit kunnen als zij 60 jaar of ouder zijn? Zouden deze vooruitzichten een prikkel vormen tot aanmelding voor een opleiding bij de K. M. A.? Niet alleen het tractement, doch ook de positie spreekt een woordje mede bij de keuze van het beroep en zeer zeker in deze tijden, waarin reeds veel van het aantrekkelijke van de militaire loopbaan is verdwenen. Redding uit dezen toestand is o. i. slechts mogelijk door terug te keeren tot het stelsel, waarin de Kolonels bij keuze worden benoemd, niet na een examen te hebben afgelegd, dat hoogstens en dan nog in onvoldoende mate, uitsluitsel kan geven omtrent de tactische kennis van de betrokkenen, doch gesteund op de beoor deelingen gedurende den geheelen diensttijd. Doet men dit niet, dan kan het niet anders, of de geest van de jongere Hoofdofficieren en van de subalternen zal onder de slechte vooruitzichten lijden, terwijl ten slotte de toestand zóó onhoudbaar zal worden, dat men noodgedwongen er toe zal moeten overgaan, plotseling een zeer strenge zifting onder de dan in functie zijnde Hoofdofficieren te houden, waardoor velen het leger zullen moeten verlaten, niet- 19

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 19